De Gemeenschap. Jaargang 7(1931)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 519] [p. 519] J.J.v. Geuns Herinnering Ik woonde eenmaal in een smal paleis In 't binnenste van een zeer oude stad, Die nog veel méér van die paleizen had. Het leven ging daar op een wond're wijs: De adel dezer stad was eeuwen oud En elk geslacht bewoonde een der kleine Paleizen, die, een sieraad van de pleinen, Met zilv'ren troffel schenen opgebouwd. Het leven ging er stil. Maar eens in 't jaar Gaf elk in zijn paleis een groot festijn. Dáárvoor bewaarde men kristal en wijn. Alleen op zulk een dag zag men elkaar. Het was op een dier feesten dat de dans Mij voerde in de armen van een teeder kind. ‘Ben ik niet schoon, en nooit genoeg bemind?’ Zoo vroeg zij mij met harer oogen glans. Wij zaten samen in een venster-nis. Hoor, hoor, de muzikanten spelen nog (Zoo zeide ik, dan, zacht): Wat zie je toch Daarbuiten in de droeve duisternis? Nu is die gansche stad sinds lang vervallen Waar hoor ik méér nog van Verleden's wijs, Nu mij die eene maat is ingevallen, Al dwalend door 't ontluisterde paleis? [pagina 520] [p. 520] Charles Eyck Vischvangst Vorige Volgende