Eric van der Steen
In Memoriam
Zijn moeder was bij zijn geboorte tegen de vijftig en zijn vader veelal bezopen, en om op den gebruikelijken leeftijd te leeren loopen, om überhaupt de lagere school af te loopen, daar was hij te dom voor.
Op zijn dertiende jaar heeft hij een betrekking als loopjongen gekregen, op zijn twintigste verdiende hij in de week een gulden of acht, negen, want om zich in de richting van de eerste sport der maatschappelijke ladder te begeven, daar was hij te dom voor.
Toch begon hij omstreeks dien tijd in ernst naar de meisjes te kijken. Zij wilden echter niet. Niet één meisje wilde. Maar bij de laatste wist hij eindelijk wel iets te bereiken. Hij had niet in de gaten dat zij enkel met zijn centen en zijn beetje gezondheid ging strijken. Daar was hij te dom voor.
Het is nog immer raadselachtig hoe hij uit een gesticht is gebleven. Hadden zijn ouders hem er dan niet een toegangsbewijs voor meegegeven? Toch kon hij bij hun dood geen tranen ten beste geven. Daar was hij te dom voor.
Ondertusschen stond hij nu geheel en al op eigen beenen, want als hij bij zijn familie kwam pestten zij hem zoo gauw mogelijk weer heen en hij begreep nooit dat zij niets gaven als hij wat van hen wilde leenen: daar was hij te dom voor.
Zoo kon hij bijna niet anders dan aan nog lager wal geraken. Om werk te zoeken moest hij lange lange ellendige reizen maken; de rechters zagen al gauw dat van hem niets goeds meer was te maken (daar was hij te dom voor).