De Gemeenschap. Jaargang 7(1931)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 300] [p. 300] Pierre Kemp Kleine gedichten Drukke nacht. Waar komen al die vrouwen opeens in den avond vandaan? Zijn zij niet in de vouwen van haar bedden slapen gegaan? Er is ook geen vuurwerk, dan dat van de maan. Zaterdagavond. Het is de kleur van de dienstmaagden die den avond zoo ruit en niet de menging van de reuken die kruist uit het kruid. Het is den avond voor Zondag, die de tinten zoo breekt en in donkere bloemen rust op de boomen steekt. ? Wij spraken nog over vermiljoen en nu is hij dood. Ik ga hem zien en kan niets voor hem doen. Bij God, als er een hemel is, dan is hij rood. ? Als in den avond een van die violette golven over mij slaat, krijg ik een ander gelaat en een ander gewaad en wat ik niet verander valt langs mij tegen de straat. [pagina 301] [p. 301] Finale. Er rest mij soms maar deze ééne behoefte, te rusten en met een bloem tusschen mijn teenen en een ring van het zonlicht op een knie niets te zijn. Inspiratie. Nu de vogel zulk een licht valt op de teenen, moet hij wel fluiten met al de veeren van zijn gezicht en al de veeren daarbuiten. Vorige Volgende