| |
| |
| |
Justus Mercks
Vereenvoudiging van het gemeenschappelik leven
IV. Wereldverzaking: de voordelen
‘Introibo ad altare Dei; ad Deum qui laetificat iuventutem meam.’
Met het volste recht kan ik deze woorden boven dit gedeelte van mijn artikel zetten; want de polycentralistiese gemeenschapsordening is een voortdurende verjeugdiging. Zij is de meest juiste want de meest natuurlike in de natuurlike orde. Zij is vereen- en verenkelvoudiging tegelijk.
Het is foutief de gemeenschap te beschouwen als een organisme dat enkel leven hééft; het dient ook gezien te worden als een organisme dat leven gééft, als 'n organismen barend organisme. Als een organisme dat groeit en baart, dat aanwast en zich vermenigvuldigt. En evenals kinderen tot een eigen zelfstandig leven geboren worden, zo worden ook de gemeenschappen tot een eigen zelfstandig leven geboren. Hiermee geen rekening houden betekent de orde verstoren.
Hierop komt in grote en grove trekken het beginsel der polycentralistiese gemeenschapsordening neer. Ook deze vraagt offers, doch offers, die hoe paradoksaal het ook moge klinken, ons rijker maken. Offert niet de moeder gaarne van haar vlees om een kind rijk te worden? Welnu deze eigenaardigheid hebben alle offers, die moeten gebracht worden om de polycentralistiese orde te bewaren. Bij de geboorte offert de moeder haar vlees en ontvangt een kind; bij het huwelik verliezen de ouders hun kind, maar dit verzekert de vermenigvuldiging van hun zaad, de aanwas van hun geslacht. Als een jonge gemeente of een
| |
| |
jonge natie zich afscheidt van de oude waarin zij gegroeid is, dan is dat in den grond eenzelfde geval. De oude gemeenschap heeft de jonge voortgebracht, plant zich daarin voort, wat eerst door scheiding volledig tot uitdrukking komt, dat is, door het geven aan die gemeenschap van een zelfstandig leven.
De polycentralistiese, natuurlike orde berust op deze voortplanting der zelfstandige organismen, heeft ten doel de veiligstelling en verschaffing der drie onmisbare voorwaarden voor deze organismen: de onschendbare woning of verblijfplaats, de onafhankelike voedselwinning uit eigen bodem, en het eigenmachtig bestuur. Dit zijn, zoals men bemerken zal de voorwaarden voor sociale, ekonomiese en politieke onafhankelikheid. Deze noodzakelike voorwaarden werden in de politiek der laatste eeuwen finaal vergeten. Nu eens werd aan sociale, ekonomiese en politieke minderheden de zelfstandigheid, niet alleen binnen maar vooral ook van buiten de landsgrenzen geweigerd en onmogelik gemaakt door regionaal, nationaal, internationaal en tans ook mondiaal handelsverkeer en dito arbeidsverdeling; dan weer werden naties, gemeenschappen gesticht, die alles behalve zelfstandig waren om dezelfde redenen.
Er bestaan tegenwoordig eigenlik geen naties meer, buiten een dood-enkele landbouwstaat misschien. Alle andere zijn voor levensbehoeften, echte dan altijd, zoals eten, drinken en beschutting, op elkaar aangewezen, niet zelfstandig. De gevolgen: huiselike twisten, zijn dan ook niet uitgebleven; want dát zijn oorlogen: gevolgen van onvermijdelike samenleving en bemoeizucht. Het is een feit dat in het gezin, tussen mensen dus, die dag in dag uit met elkaar om moeten gaan, de meeste ruzietjes voorkomen; daarom is het verkeerd van de wereld een groot gezin te maken, van dageliks - in de pers - met elkaar verkerende mensen. De ruzietjes van het gezin, worden daar katastrofale wereldoorlogen. Wij mensen zijn nu eenmaal zó, dat vroeg of laat elk aanrakingspunt, een wrijvingspunt of zelfs een botsingspunt wordt.
| |
| |
Doch om op die arbeidsverdeling en dat handelsverkeer terug te komen; dat worden de grote voordelen van de monocentralistiese vooruitgang genoemd. Ik wil met enkele vermelding een feitelik gunstig gevolg, dat echter door niemand - volkomen terecht - gunstig beoordeeld wordt: de werkeloosheid van ettelike miljoenen mensen, voorbij gaan om op iets anders te wijzen. Die arbeidsverdeling stelt ons in staat tot specialisatie en bevrediging van steeds verfijnder behoeften; het handelsverkeer tot differentiatie en bevrediging van een steeds groter aantal behoeften. Ik geloof dat dit een eerlike voorstelling is, waarvoor menige monocentralist mij zou kunnen omhelzen, wat God verhoede. Deze eerlike voorstelling is echter een hoogst eenzijdige; want bij nadere beschouwing blijkt dat de arbeidsverdeling en het handelsverkeer ons individueel steeds onvollediger maken en behoeftiger. Een specialist kan worden voorgesteld als iemand die iets door en door kent en iedereen kan helpen; hij kan echter in alle opzichten waarin hij niet specialiseert, dus met veel meer recht, worden voorgesteld als iemand, die niets kent en door iedereen geholpen moet worden.
De polycentralistiese gemeenschapsordening vraagt van ons deze ver doorgevoerde arbeidsverdeling en dit reusachtige, oppermachtige handelsverkeer prijs te geven; een niet groter dan - laten we zeggen - nationaal handelsverkeer aan te houden, en merkwaardig is het dat dit tegenwoordig begint gevoeld te worden, al zien de meesten het als een gevaar. Tarievenoorlog!
Wij moeten meer volledige mensen willen worden, minder op anderen aangewezen, bteer in staat ons zelf te helpen. Ik wil verder niet te veel kwaad spreken van de monocentralistiese arbeidsverdeling, maar dit moet toch van mijn hart: het is een raar soort arbeidsverdeling, niet zo erg eerlik dunkt mij ook wat de arbeidsbelóning betreft. De man die het meeste werkt verdient 't minste en die het minste werkt 't meeste. En het handelsverkeer; ik wil er
| |
| |
niet te veel kwaad van spreken, maar dit moet me toch van 't hart: het zijn steeds dezelfden die voor kleine winst hard moeten werken en die voor grote winsten niks hoeven uit te voeren. Dat is in de polycentralistiese orde allemaal anders; daar betekent arbeidsverdeling werkelik verdeling van de arbeid in gelijke porties, en daar betekent handelen: gelijk oversteken, door een ruilmiddel als 't moet, maar met gelijke winst voor gelijke arbeid. Dat is voor mensen, die lever lui zijn dan moe niet prettig, maar mensen, die zich niet wensen moe te maken voor luiaards, zullen dat volkomen redelik, wel prettig en geruststellend vinden.
Ik begin 't reuze gezellig te vinden enkele tegenwoordige toestanden, stromingen en verschijnselen van polycentraal standpunt (vraag ekskuus voor deze contradictio in terminis) te bekijken en te belichten. Ik geloof dat dát nog de beste wijze is om dit standpunt aan te geven. 's Kijken: we hebben nu gehad het handelsverkeer en de arbeidsverdeling; we hebben de voorwaarden gehoord waaraan dát moet voldoen, wat in de polycentralistiese orde een gemeenschap kan worden genoemd; het beginsel is uiteengezet; wel, ik kan nu het best wat konkrete voorbeelden bij de kop pakken en daar een eksplikatie bij geven.
Daar heb je - bijvoorbeeld het internationalisme, het volkerenverkeer, de internationale- en wereldkongressen van dit en van dat en van nog wat; allemaal onmisbare veiligheidskleppen op de monocentralistiese stoomketel. Wij polycentralisten doen 't wel zonder. Wij vinden 't heus niet ongezellig: op reis te gaan of gasten te ontvangen; maar voor ons is de aardigheid er af, als die lui bij ons of wij bij de anderen, elken dag over de vloer komen, als we te vertrouwd met elkaar gaan worden en teveel op elkaar in kleding, manieren, smaak en spraak gaan lijken. De aardigheid is er helemaal vanaf als iedere gast zich ontpopt als
| |
| |
een handelsreiziger, die dus eigenlik komt om wat aan ons te verdienen, of zelfs ons te plukken.
't Nationalisme heeft onze volle belangstelling; maar het moet nog meer van onzen geest doordrongen worden. Nationalisme moet niet zijn uitdagende zelfgenoegzaamheid maar een soort aanstekelike tevredenheid, tevredenheid namelik met het eigene, met de voortbrengselen van eigen stoffelike en geestelike kultuur. Dit is natuurlik onmogelik als de reeds genoemde voorwaarden niet vervuld zijn. Daar moest - ik herhaal het hier met klem - veel meer op gelet zijn; nu dit niet gebeurd is zijn onnatuurlik-grote gemeenschappen, samensmeltingen van twee of meer kleinere, die toch al op elkaar aangewezen waren, ontstaan. En deze grote gemeenschappen deugen niet al zijn onze materiele en geestelike verkeersmiddelen ook nog zo perfekt, of misschien wel juist daarom. Ruzie - ik herhaal weer - wordt gemaakt onder mensen, die elkaar veel zien; oorlog, tussen volken die teveel met elkaar te maken kregen. Deze vergrotingen hebben nog andere nadelige gevolgen: sterke nationale, straks ook internationale minderheden; meestal de gezondste, pittigste en gevoeligste vaderlanders; de jonge gemeenschap, waaraan de zelfstandigheid geweigerd wordt, moét geweigerd worden door de monocentralisten, die liefst aan de wereldkaart een kleur zouden geven. Het doet me goed op de reakties hiertegen - vanaf toenemende belangstelling in dorpspolitiek, tot Ghandi's beweging - te kunnen wijzen.
Er zijn zo nog vele andere dingen die een polycentralist heel anders beoordeelt dan tegenwoordig geschiedt. Tariefmuren, tollen, grenzen en dergelijke meer, zijn voor hem nuttige en noodzakelike maatregelen tegen vervlakking en vermenging, tegen de vervaging die ons bedreigt in socialisme, communisme, kollektivisme en andere ratjetoeismen. Een heg om de tuin van den buurman zorgt er voor, dat die
| |
| |
tuin ons minder vertrouwd wordt dan de onze. En dat is goed; ook al om de os en de ezel, de dienstknecht en de dienstmaagd, en zelfs ook de huisvrouw van den buurman tegen onze begeerlikheid te beschermen. De gelegenheid maakt nog andere misdadigers dan de dief.
Dit brengt me op andere chapiters. De onhuiselikheid van de huisvrouw, de verstoring van de gezinsgemeenschap door andere gemeenschapsnoodzakelikheden, en wat daar aan vast zit: huweliksontrouw, prostitutie, kinderbeperking, verhoogde produktiviteit der rubberfabrieken en wat dies meer zij.
't Feminisme, de onnatuurlike aktiviteit van de passieve vrouw doet ons geen goed; haar vrijer en drukker verkeer met andere mannen dan haar eigene nog veel minder.
Wat volgt is voor erg naieve mensen. Er komt een moment dat de man trouwt met de vrouw waarvan hij - laten we hopen - op dat moment het meeste houdt. Dat hij daarna nooit meer de vrouw zou kunnen ontmoeten waarvan hij meer had kunnen houden is 'n erg naieve veronderstelling. Dit geldt ook voor de vrouw. Het is dus in beider belang dat de kans op die ontmoetingen gering gehouden wordt. De echtscheidingen zijn daar om te bewijzen, dat die ontmoetingen talrijker worden dan wenselik is; ook de verhoogde vraag naar artikelen, die de gevolgen dezer ontmoetingen moeten voorkomen, spreekt boekdelen, die geraadpleegd dienen te worden naast de statistieken over ‘donkere’ streken en ‘verlichte’. In ‘Der literarische Welt’ las ik kort geleden een unverfroren verdediging van het aanvaarden der gevolgen van dit drukke verkeer. Een jonggetrouwd paar vestigde zich in een stad en zocht per advertentie konnekties. Op die advertentie kwam een ontstellend aantal reflektanten af, die als vanzelfsprekende voorwaarde stelden dat het vriendschappelik gezinsverkeer voor het gemak ook maar zou worden uitgestrekt tot geslachtelik verkeer. Dit frisse gedoe werd fris verdedigd. Ik geef het slechts als een konsekwente aanvaarding der gevolgen van
| |
| |
iets dat ik om die gevolgen zou willen zien teruggebracht tot behoorlike proporties, aangepast aan onze zwakheid.
Ook voor een ander feit wensch ik niet de ogen te sluiten en dat is: dat de gezinsgemeenschap, of eigenlik iedere gemeenschap, door elke grotere gemeenschapsvorm waarin zij wordt opgenomen of betrokken, verzwakt wordt. Een maatschappelike orde, die door allerlei bonden en verenigingen deze gemeenschap en de rustige opvoeding der kinderen aantast, moest reeds daarom alleen verkeerd geacht en verworpen worden.
Ik wens tot een besluit te komen. Het zal onmogelik blijken de oude heidense samenleving van deze tijd het jonge kunstje van polycentralisatie te leren. Laten we dat maar niet proberen. We moeten die samenleving aan haar eigen kinderbeperking laten omkomen. In de H. Schrift staat op meerdere plaatsen naar ik meen te lezen, dat de armen de aarde zullen erven. We kunnen dus rustig afwachten. De wereldgroten vermoorden hun eigen erfgenamen. Laat ze begaan. Maar zorgen wij voor de stichting ener nieuwe gemeenschap en laten wij een eerlike verdeling der erfenis voorbereiden. Dat wij niet aan politiek doen is maar schijn; wij doen alleen maar niet aan die politiek, waardoor het leven en de doodstrijd van een heidense gemeenschap en haar ordening verlengd zou worden. Is dit een liefdeloze nulla-communio-taktiek? Niet in 't minst. Het is ook voor de heidenen beter, dat de christenen een aparte gemeenschap vormen, zó dat zij goed de afwijkingen kunnen waarnemen, zó dat een beetje duideliker dan nu het verschil tussen de christelike en heidense gemeenschapsordening uitkomt. Voortdurend wijzen op het aanpassingsvermogen der kerk lijkt een mooi ding, maar we mogen ten slotte niet vergeten, dat heiden zijn geen wezenlik pretje is, wat God door zijn genade best van tijd tot tijd zal laten voelen; en ik kan me voorstellen dat daarna zó'n heiden er meer voor voelt zich aan de kerk aan te passen. Als wij er zo heilig van
| |
| |
overtuigd zijn dat de heidense wereldvergoding zal voeren tot een wereldverachting van inferieure kwaliteit, dan is er wat voor te zeggen op onze wereldverachting van superieure kwaliteit te roemen. Als wij met alle geweld willen aanpassen, dan moeten wij het doen door de uitersten bij elkaar te brengen.
De overtroevingstaktiek van Paulus is ook aan te bevelen en afdoend; want alle idealen die de heidenen in de natuurlijke orde nastreven, zijn ons doel in de bovennatuurlike. Zijn zij voor kultuur, beschaving en vooruitgang; wij ook. Zijn zij voor humaniteit, rasverbetering en wereldverbroedering; wij ook. Zijn zij voor vrijheid; wij ook. En wij willen niet alleen hun doel, doch ook hun middel. Zijn zij voor monocentralisatie; wij zijn het meer; voor monocentralisatie in dienst van een goddienende menschheid. Zó nochtans, dat wij alle voor onze zwakheid gevaarlike middelen ongebruikt kunnen laten.
Wij kunnen alle kontakten, die na de zondeval voor ons gevaarlik zijn geworden vermijden en bereiken tóch met de goddelike-eere-dienst een wereldgemeenschappelik verkeer, dat alle voordeelen biedt, die in de natuurlike orde onbereikbaar en ongewenst zijn: een eerlike geestelike arbeidsverdeling- en beloning, een levendige en afwisselende aanvulling in elkanders behoeften en een gevoel van bovennatuurlike en natuurlike saamhorigheid. Terwijl wij toch ieder stuk voor stuk volledige, onafhankelike, zelfstandige, vrije mannen blijven; in de bovennatuurlike orde, waar de Waarheid ons vrij maakt; maar vooral ook in de natuurlike orde. Wij erkennen de gebondenheid van ons verstand aan de Waarheid; doch óók, dat juist deze gebondenheid aan ons een bijna onbeperkte mate van vrijheid geeft voor het gevoel, dat daaraan het meeste behoefte heeft. Hoeveel vrijdenkerij zou niet vrijvoelerij kunnen heten? Zo is ook te begrijpen dat een der uitbundigste fantasten onzer eeuw: Chesterton katoliek werd en daarna nog uitbundiger en fantastieser.
| |
| |
Het zijn voor een groot deel de ideën van dezen fijnen mens, die ik in dit artikel weergaf. Het is zijn opgang tot het altaar Gods met een in rijkdom dag-aan-dag toenemende wereld als offerande; en God heeft zijn jeugd vernieuwt als die van een adelaar. Mijn jeugd heeft God verblijdt met dit gezicht, dit sterkende voorbeeld.
Ik ben in deze slotbeschouwingen op enkele konklusies vooruit gelopen, die ieder wel reeds ontdekt zal hebben: Polycentralisatie in de natuurlike orde is niet bereikbaar zonder monocentralisatie in de bovennatuurlike;
Alleen de katolieke kerk is in staat Ford en mij; mij met mezelf te verzoenen. |
|