De Gemeenschap. Jaargang 6(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 497] [p. 497] G. Weustink Het eiland Toen 't schip verging dacht juist de kapitein, hoe vreemd het leven soms kon zijn; hij dook voorzichtig in den oceaan, gleed langs de diepzeeplanten, zag ze aan, sloot toen ontroerd zijn oogen, en werd geworpen op het droge. Twee palmen en een berg kreeg hij tot eiland, groen en zacht golvend als een weiland. Hij zag er elken dag de zon, en na wat zoeken vond hij er een bron, en vogels, vlinders en een geit, wat groenten en de eenzaamheid. Een echo vond hij nog, die met hem sprak, maar wel wat bondig en een beetje zwak. Soms zag hij ook heel ver een stip, dat was de mast dan van een schip. Maar daar hij niet meer hield van veel te denken, vergat hij heelemaal te wenken. Zijn dagen gingen, zooals dagen gaan, tevreden, midden in den oceaan. Hij werd er langzaam, langzaam ouder, toen stond zijn hart stil, en zijn lijf werd kouder. Vorige Volgende