Uit een huis berankt met klimop naast een kleine rustieke kerk schreed nu een man met grijze sluike haren, ernstige, onbevreesde oogen en gekleed in een zwarten tabbaard. Hij hield in de eene hand het boek met de teekens van zijn macht, hief de andere in de richting van de verre stad en riep:
‘Goede reus, dat is Coriovallum!’
Sonni trok de schouders op, dat naast hem de Boom van het Eeuwige Lied boog en steunde. Toen hield hij de hand die rechtsch is achter de schelp van het oor, dat het rechtsche wordt genoemd.
De boeren begrepen. Hij had hun pastoor niet verstaan.
Zij begonnen elkander teekens te geven. Tot de boer van den Aldenhof, dirigent van het parochiale zangkoor, zijn hark omhoog hief en riep:
‘Een, twee, drie!’
Alle boeren en boerinnen schreeuwen nu unisono:
‘Goede reus, dat is Coriovallum!’
Sonni knikte goedig. Hij had het verstaan. Hij richtte zich op, dat zijn hoofd schier in de zon verdween en schreed toen met de blinkende laarzen van heuveltop tot heuveltop in drie passen naar Land van Coriovallum.
De blauwe mist van den rook van zijn pijp bleef nog lang boven de Gulpegouw nahangen.
Joep Nicolas