| |
| |
| |
Math. Kemp
De instorting
(Fragment uit den onuitgegeven roman ‘Die van het Middenrijk’)
Wachtende op den chaos ... Chaos ... chaos ... chaoske ... Schandelijk klein.... beneden fatsoenlijk formaat .... China, Rusland, Mexico, de Balkan, dat had proporties, ... Nicaragua, Honduras, die kleine staten van Zuid-Amerika met hun vele postzegels, daar behield de wanorde een zeker karakter. Maar in het vrijstaatje Limburg? Men voelde, dat de heterogene massa zijner bewoners de toekomst ervan niet vertrouwde en zoodra mogelijk uit onzekerheid wenschte verlost te worden, om het vroegere, vriendelijker bestaan weer voort te zetten. Men verlangde bevrijd te raken van allerlei vreemde inmengingen en intriges, van de aanmatiging der groepen vreemdelingen die burgerrecht verkregen hadden zonder hun nationaliteit op te geven.
Van welken kant zou de wanorde worden ondernomen? De Belgen toonden zich ontgoocheld, omdat de bevolking niet belust bleek een beweging tot aansluiting bij Brussel te beginnen. In de oude, beter gesitueerde families kregen de Franskiljons en de Walen opnieuw invloed, maar de Vlaamsche activisten trokken den boer op en de volkswijken in om de massa tegen België op te hitsen. Ze verwierven weinig sympathie, doch maakten de menschen beangst en passief. Officieel Nederland onthield zich van inmenging; wel wekte de levendige cultureele propaganda, door geleerden en kunstenaars, en de reclame-campagne voor het Noorden, gevoerd door toeristen en vrijgestelden, den argwaan der Brusselsche pers. Duitschland speelde zijn vroolijke Rijnlanders uit en drong de woud-groene Pruissen op den achtergrond. Keulen won enorme populariteit, door
| |
| |
Matthias Kemp, naar een houtsnede van H. Jonas, uit ‘Stroomversnellingen’, een bundel gedichten verschenen bij Leifer-Nypels te Maastricht in 1924 (bij den uitgever uitverkocht).
| |
| |
in heel Limburg met Kölner Tönnis te werken tegen dolzinnig lage entreeprijzen. De Keulsche opera trad op in de Maastrichtsche bonbonnière met gastrollen uit Berlijn en Weenen. De Luiksche opera ruimde daar het veld voor de Monnaie van Brussel en de Vlaamsche opera van Antwerpen. Elken Zaterdag liepen opera-treinen, van Venlo naar Düsseldorf, van Roermond naar München-Gladbach, van Heerlen naar Aken. De Parijsche ‘Figaro’ publiceerde een len naar Aken. De Parijsche ‘Figaro’ publiceerde een spottend artikel over ‘de opera-oorlog in ons nieuwste Balkannetje’.
Deze cultureele strijd bleef van gemoedelijk karakter. Bedenkelijker was de communistische actie, gevoerd in het mijngebied en de oude industriestad Maastricht. Die wekte de bezorgdheid der geallieerde regeeringen en van de bezetting in Rijnland. Kwade tongen beweerden evenwel, dat Frankrijk en België met welgevallen het Russische gewroet begluurden, - geldelijk wellicht zelfs steunden? - om, ingeval van opstand, een voorwendsel te vinden tot militaire bezetting van Limburg.
Iets ging gebeuren, voordat in 1925 de definitieve volksstemming gehouden werd. Men voelde, dat onheil naderde. Pol Kartiels twijfelde geen moment meer aan het aanstaande einde van zijn vrijstaatje. Hij voelde evenzeer, dat hij, tegen zijn zin bijna in het avontuur gedrongen, zondebok zou worden, algemeen verguisd als avonturier en opstandeling. Dat kon hem weinig schelen; sinds lang behoorde hij niet meer tot degenen die op rechtvaardigheid en dank vertrouwen. Teveel was in zijn leven verkeerd geloopen en bedorven om nog overdreven aan het bestaan te hechten ... Lucille, amie van generaal Devondere in Esneux ... Sanneke, door zijn huwelijk met de ontrouwe Brusselsche, onbereikbaar en in het klooster... zijn vage ideaal... tegen zijn gelooven ontbloeid, toen het noodlot hem dat vrijstaatje in den schoot wierp... een klein gebied van vreugde
| |
| |
en vrijheid en vriendelijk Christendom te stichten, een illusie.... geen hoop meer, om nog ooit in de goedige sleur der oude dingen terug te kunnen treden, en geen lust om zich nieuwe banen te breken.
Soms overviel hem de verleiding om heimelijk weg te trekken. Dat leek hem laf; bovendien onderging hij met zekere nieuwsgierigheid het onafwendbare dat naderde..... In zichzelf wedde hij op tijd en oorzaak van het einde..... speelde op de communisten en het najaar ....
De roode agitatie won veld. Onder druk der communisten stelden de mijnwerkers onvervulbare eischen; ze vorderden tien procent loonsverhooging en, terstond, medezeggenschap in de bedrijven. De Limburgsche Staatsmijnen, gewend aan zekere publieke controle, wilden die medezeggenschap wel toestaan en de loonen iets verhoogen. De particuliere mijnen verwierpen, zich beroepende op de malaise, de eischen onvoorwaardelijk.
De staking brak uit. De Hollandsche mijnwerkers legden het werk neer, de Duitsche ook, de Limburgsche weifelden evenwel en het gros der Polen en Slovenen en andere Oost-Europeanen deed of ze de agitatoren niet begrijpen konden en werkten door. Ze vonden dat ze het hier goed hadden, legden aardig geld over en hoopten zoodra mogelijk naar hun vaderland terug te kunnen keeren. Dat staken gaf maar oponthoud!
De massa der werkers bleef verdeeld. Het kwam tot botsingen tusschen stakers en werkwilligen, maar de uit Noord-Limburg gerecruteerde politietroepen konden de orde bewaren. Dra zagen de communisten in, dat dit mijngebied te nieuw was en te verschillend van bevolking om een groote beweging te doen losbreken. Alleen waar oude haat brandde kon de opzet slagen. De bedoeling? Verdeeldheid zaaien onder de geallieerden? Oorlog uitlokken tusschen Nederland en België? Duitschland te prikkelen tot revanche, in bondgenootschap met Rusland? Mysterie.
| |
| |
Misschien wilde de Sovjet enkel maar wat training in opstand en revolutionnaire actie.
De mijnstaking verliep; het begon daarop in Maastricht. Daar smeulde oude haat en langbedwongen zucht tot wraak. Het socialisme helde er over tot gevoels-communisme. De proletarische massa vormde er een beter geheel en was van nature frondeur. Een invalide der Duitsche staalfabriek, de Meerssenaar Lowie Dewitte, gevaarlijk demagoog en goed volksredenaar, zou voor Moskou de onderneming wagen. Zijn eerste tactische zet bestond in het uitvoerig ophalen van herinneringen, hoe laag vroeger de loonen waren, hoe lang de menschen moesten werken, hoe miserabel ze woonden en welke rechteloosheid er heerschte. Zijn toeleg gelukte, de ouderen en voorzichtigen onder de arbeiders raakten in vuur en droomden van vergelding. Het revolutionnaire sentiment der jongeren behoefde niet te worden aangewakkerd.....
Opgedreven eischen deden spoedig den socialen strijd ontbranden. De katholieke organisatie, wrokkende om vroegere miskenning, stak ditmaal geen hand uit om de patroons tegen hun roode tegenstanders te steunen. Ze kwamen zelf met hooge vorderingen en hielden haar leden, toen een begin van terreur ontstond, terug van den arbeid, zonder overigens aan het conflict hevig deel te nemen. De staking in de keramische industrie werd spoedig algemeen, de bedrijven lagen nagenoeg stil.
Na twee maanden raakten de kassen der bonden leeg, de ondersteuning verminderde. Uit de Belgische grensdorpen, uit Duitschland en Wallonië daagden onderkruipers op. Honderden ongeorganiseerden, bang hun brood te verliezen, wilden den arbeid hervatten. Een paar fabrieken begonnen ook weer, maar tegelijkertijd ontbrandden geregelde gevechten tusschen stakers en werkwilligen, tusschen publiek en politie. Vooral de duistere elementen uit de achterbuurten en de opgeschoten vlegels gingen zich aan terreur te buiten. Overwegingen van tactischen en plaatse- | |
| |
lijk politieken aard verhinderden flink optreden. Het kwam tot plunderen van winkels en nachtelijke beroovingen. Toen een horde razende wijven zich aan kinderen van stakers vergreep, verloor Pol Kartiels een avond lang zijn zelfbeheersching.
Die staat van woede duurde lang genoeg om zijn keurkorps uit het land van Valkenburg naar Maastricht te jagen. - Bergt het lijf! De Bokkenrijders zijn losgebroken! gilde, in kreet van woedenden schrik, door de straten.
Het Valkenburgsche corps toonde temperament: de gewelddadige paupers vloden in horizontale horden sloppen en krotten in. Flesschen, koffiemolens, baksteenen, soepkommen en stukken huisraad hagelden naar de vervolgers, tot een fiksche fusillade bezinning bracht!
Lowie Dewitte ontving voldoende geld om vrees en berouw op te koopen. Hij en zijn lastgevers voelden de internationale situatie goed aan. Ze wisten, dat men riposteeren mocht, en dat de gevolgen voor den bestuurder van den vrijstaat erger zouden worden dan voor wie ook. Dan maar een strafexpeditie, ondernomen naar het land der gehate Bokkenrijders....
Iemand waarschuwde Pol Kartiels, die niet alleen zijn keurcorps stilletjes uit de stad terugtrok, maar ook de boeren en burgers van Valkenburg, Houthem en omgeving mobiliseerde. Toen de proletarische horde 's avonds door het Geuldal optrok, begon de operette-slag. Zeker, er bleven drie dooden, het legertje roofzuchtige paupers werd verpletterd, doch nimmer zag men een zoo vroolijk oorlogje. Nadat wederzijds wat geschoten was, begon onder gierend boerengeschater en heesch arbeidersgevloek de groote jacht. Met rieken en dorschvlegels dreef men de communisten terug naar de volksbuurten der stad.
Toch voltrok zich, dien avond nog, de groote wraak. Geholpen door stakers plaatsten onopvallend gearriveerde voorwerkers der revolutie een twintigtal tijdbommen. Even na
| |
| |
Onze Lieve Vrouw in het koren
Olieverf
Pierre Kemp
| |
| |
H. Hartkerk, Maastricht
A.J.N. Boosten
| |
| |
Boerderij ‘De Schark’
St. Pietersberg
A.J.N. Boosten
| |
| |
R.K. Kerk, Margrate
Vergrooting met behoud van toren en priesterkoor. Restauratie onder leiding Bureau voor Monumentenzorg.
A.J.N. Boosten
R.K. Kerk, Margrate
A.J.N. Boosten
| |
| |
Dubbele villa, Maastricht A.J.N. Boosten
| |
| |
R.K. Kerk, Eygelshoven
A.J.N. Boosten
| |
| |
Landhuis, Sittard
Jos. Wielders
| |
| |
R.K. Kerk, Leveroy, N.W.
Jos Wielders
| |
| |
elf dreunde een reeks ontploffingen door de onheimelijke stilte; een kwartier later begon de nachtgrauwe lucht peenrood te gloeien .... De groote fabriek brandt! De papierfabriek in vlammen! .... Zoo kreet men de mare door de gekwelde stad.
Een uur later nam het geallieerd hoofdkwartier te Coblenz het groote besluit: geen haard van communistische revolutie in den rug der bezetting van Rijnland. Morgen rukken de bezettingstroepen over Vaals, Sittard en Venlo Limburg binnen.
Zoo geschiedde en de groep der Hollandsche grootbanken bood aan den Franschen staat een leening aan, vierhonderdvijftig millioen gulden, tegen een schandelijk lage rente.
Joep Nicolas
| |
| |
Réné Smeets
Limburgsche mijn
|
|