- misschien binnenkort iedere vrouw in het metalen raam van de militaire organisatie, om als één massa vooruitgeschoven te worden tegen een andere in een metalen raam gevatte massa, totdat een of beide in den schok verpletterd is. Dat is voor de belangen der groote economie, voor de grootheid der economische belangen. Van de machine naar het leger, van het leger naar de machine; tenzij men gedood is.
Of is het voor de verdediging van het heilige Limburgsche land, dat aan koning Christus gewijd is?
De militaire vertooningen zijn indrukwekkend: kunnen wij allen niet met trots zeggen, te behooren tot die geweldige eenheid ‘het volk onder de wapenen?’
Het leger is van een sobere en geweldige schoonheid als de lange rijen ramen en kozijnen in de blok liggende, dreigende beurs van Berlage.
Maar wat heeft dat eigenlijk te maken met mijzelf, met mijn innerlijk leven, met mijn samenzijn met de natuur, met de liefde voor vrienden en buren, met mijn vroolijk en moeilijk werk? Heeft er bij mijn wieg dan een bankier gestaan, om mij aan mijn moeder te ontnemen en aan den staat over te leveren?
Waar zouden die soldaten nu wel aan denken en die galoppeerende officieren, en de Maastrichtsche heeren?
Niets, niets, ik maak mij fantasieën, het is een parade zonder meer, ter eere van de dynastie.
Zullen over honderd jaren processie en parade elkaar nog opvolgen? Misschien zal de parade de processie hebben verdrongen; misschien zijn en de processie en de parade en de dynastie tezamen verdwenen, en alleen machine en leger meer over. En de mijnschachten.
Misschien ook zal de parade tot een processie geworden zijn, kaarsen voor geweren, en vanen voor degens.
En het Heilige Limburgsche land, de glooiende heuvelen, de rustige dorpen, de bosschen, de kruisen, de kerken, en overal lichtzinnige Limburgers.
Ik ben voor de processie.