De Gemeenschap. Jaargang 6
(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 405]
| |
Kunstenaarsreisje door LimburgGa naar voetnoot1) Van Roermond naar MaastrichtTen einde alle chicanes van Belgische en Nederlandsche Douanen voor te komen, kozen wij den weg over Neêrlands grondgebied; maar iets afschuwelijker dan dezen weg kan men zich niet denken, en het behoort tot de wenschelijke dingen, dat ons Gouvernement zich den weg tusschen Nijmegen en Maastricht aantrekke. Wij zijn dan op dien weg geschokt, gestooten en met modder bespat, dat ons het geduld verliet. Ons reisgezelschap bestond uit eenen goeden ouden, orthodoxen Pastoor, (het was een waar genoegen hem in zijn eerlijk gezigt te zien), en eenen lossen heterodoxen Luikerwaal, die zulke uitdrukkingen deed, dat wij ons den goeden geestelijke, die alles geduldig verdroeg, tegen den jongen losbol aantrokken. Hetgeen onze sombere stemming op dezen hobbeligen weg nog vermeerderde, was eene boerenbegrafenis, die ons vooruit trok. Op eene kar was de lijkkist, met zwart behangen, geplaatst, op elken hoek zat eene vrouw in het zwart gekleed, het hoofd met eene zwarte falie gedekt, in eene gebogene houding, te bidden; achteraan kwamen de boeren, die geene kroeg voorbij gingen, zonder eene hartversterking te nemen, waarin ook de vrouwen op de kist deelden; eindelijk sloeg de trein links af, en wij zetteden onzen weg naar Zusteren voort. Iets akeligers dan Zusteren, Lezer! kan ik mij niet voorstellen, een morsig, vuil dorp, zonder boomen, en ik zoude er haast bijvoegen, zonder bewoners; want men zag letterlijk geen' sterveling op straat, alsof men zich in een door de pest ontwoekerd oord bevonde, en in dit oord moesten | |
[pagina 406]
| |
wij ter eere van onzen voerman, die stokvisch moest eten, anderhalf uur doorbrengen. Ten slotte over Zusteren hierbij een staaltje, op welke hoogte in dit Nazareth de poëzij staat. Het gedicht bevond zich op twee eerebogen, die voor de processie gediend hadden, zie hier hetzelve: Ons straataltaar-geheim
Biedt u, het is niet veel,
Altaar, boog, kroonen en
Ons stichtig straat-tooneel
Dat geen Iscoriooth
Geen haters ooit bedillen,
't Geen w' hier tot Jezus eer
Ootmoedig stelle willen.
Eindelijk had onze postillon zijn stokvisch-diné geëindigd, en wij trokken Zusteren uit, in de hoop het nooit weder in te trekken. Spoedig verliet ons de Pastoor, en met hem ons geluk. Een paar uren van Maastricht kreeg een onzer paarden het kolijk, het werd afgespannen, en onze postillon liep angstig bezorgd met de klisteerspuit, en liet ons aan ons lot over. Eindelijk kregen wij toch een versch paard, en hadden van de hoogte, waar de weg naar Maastricht afdaalt, een der rijkste vergezigten, die men zich denken kan. In de laagte Maastricht, aan de kronkelende Maas gelegen, waarboven zich de St. Pietersberg met zijn fort en de hooggelegene ruïne van Lichtenberg verheft; voorts het vruchtbare Maasdal met de vergelegene Luiksche bergen, die met hunne azuren toppen de lucht met het landschap vereenigen. Hier stegen wij, om de gevaarlijke afdaling van den weg, uit, en hadden hier eenige oogenblikken genot, stegen vervolgens aan den voet des bergs weder in, en reden door de oude stad Wijk en over de schoone Maasbrug, Maastricht binnen. | |
[pagina 407]
| |
MaastrichtZie daar ons dan in het grijze Maastricht, dat niet alleen om deszelfs oudheid, maar ook om de kleur zijner gebouwen, grijs kan genoemd worden. Het is aan den oever der Maas en aan den voet van den St. Pietersberg gelegen, die de eerste berg is, welken men aan de Maas ontmoet. Het is eene tamelijk uitgebreide stad, hebbende ongeveer een uur gaans in den omtrek en 20.000 zielen bevolking; het is door eenen hoogen hardsteenen brug, die over de Maas, hier van eene aanzienlijke breedte, gebouwd is, met het stadje Wijk vereenigd. Maastricht is de hoofdstad van Limburg, heeft schoone kerken, uitgebreide pleinen, fabrijken, eene fraai aangelegde wandelplaats, enz. Het is een zeer oude stad, die reeds ten tijde der Romeinen zou bestaan hebben, welke hier eenen overtocht over de Maas deden. Het zoude de plaats zijn waar Julius Cesar, gedurende zijn oorlogen tegen de Galliërs en Germanen, zijne winterkwartieren hield; ook het een uur van hier gelegen Kasteel (Caster) zoude door hem bewoond geweest zijn, bij gelegenheid, dat zijne legers over de Maas trokken. De ligging van Maastricht voor den handel is niet voordeelig, als zijnde tusschen de Pruissische en Belgische grenzen ingedrongen. De bevolking was zeer Belgisch gezind, en hoewel thans eenigzins door de voorkomendheid en populariteit van Z.M. bekeerd, is het echter te vreezen, dat door teleurstellingen, altijd het gevolg van overdrevene verwachtingen, deze bekeering van geenen langen duur zal zijn. De taal is een mengelmoes van Fransch, Duitsch en Nederlandsch; ook het volk zelf heeft eenigzins dat gemengde karakter, en sommige gezigten zoude men gelooven van Spaanschen oorsprong te zijn; daar de Spanjaarden hier velen het leven benomen, is het insgelijks mogelijk, dat zij het ook aan velen geschonken hebben. Maastricht is eene zeer sterke vesting, die door het Fort St. Pieter, op den | |
[pagina 408]
| |
berg van dien naam gelegen, beheerscht wordt. Maastricht is, als het ware, door eenen doolhof van vestingwerken omringd, die geene aangename partij voor het oog opleveren, en ook het vroeger sluiten der poorten, zelfs in het schoonst van den zomer, is eene ware straf voor de vrienden van de schoone omstreken, waarop zich Maastricht beroemen kan; daarentegen geeft dan ook het sterke garnizoen der stad veel levendigheid en welvaart. Maastricht kan zich niet beroemen tot de schoone steden te behooren, deszelfs naauwe donkere straten, die meestal zeer onzindelijk zijn, het eentoonige grijs der huizen, is alles behalve bevallig, en is in deze de afwisseling in onze Hollandsche steden, volgens mijnen smaak, verre verkieslijk; nogtans is het eene stad, waar het leven zeer aangenaam is, de ongedwongenheid in de verkeering, de schoone ligging der stad, de fraaije environs, de goedkoopheid der levensmiddelen, zijn alle dingen, die men in vele steden niet aantreft. Bij het doorwandelen der stad, en vooral op de kaden en de brug, trof ons het getal ledigloopers; een bewijs, dat het goedkoop leven is, en men zich voor het dagelijksch brood niet dood behoeft te werken. Iets, dat men in Holland, ten minste niet in steden van dien omvang, aantreft, zijn de verschillende neringen, welke hier vereenigd uitgeoefend worden. Zoo kocht eene Dame van onze kennis in eenen modewinkel iets voor haar toilet, terwijl zij voor haar kindje op dezelfde toonbank eenig banket kocht. In eene straat, die wij dikwijls passeerden, stonden kinderdoodkisten, als voorwerpen van weelde, in glazen kasten ten toon gesteld, terwijl aan de andere zijde van denzelfden winkel, spek en worst te koop waren. Hoewel wij in Maastricht enkele goede schilderijen gezien hebben, geloof ik echter niet, dat er eigelijke kabinetten bestaan, alleen is ons eene verzameling van klassieke prenten zeer geroemd, waartoe ons echter de tijd ontbrak om dezelve te bezigtigen. | |
[pagina 409]
| |
Nog eenige bijzonderheden van MaastrichtMaastricht heeft twee groote pleinen, vooreerst het Vrijthof, welks naam akelige tijden herinnert. Maastricht werd in den jare 1579 door de Spanjaarden bij verrassing ingenomen en geheel uitgemoord, alleen dengenen, die zich op het Vrijthof borgen, werd het leven geschonken, waarvan de naam van dit plein zijnen oorsprong zoude hebben. Het Vrijthof prijkt met de Servaas-kerk en met die der Protestanten; ook de hoofdwacht is aan hetzelve gelegen, voorts is het van deftige woningen en van aanzienlijke koffijhuizen omringd. Hier vindt men op elken tijd van den dag nietsdoeners, die hunnen tijd, niets doende, verbeuzelen; daar drinkt de uitgedroogde, Fat, die geen dertig pond weegt, zijn eau sucré, terwijl een dikke bierbuik van drie honderd pond zijn putteke Leuvens slurpt. Het plein is van eene allee omringd, steeds met wandelaars bevolkt, vooral als zich de taptoe of de militaire muzijk laat hooren. Ook de markt is een groot vierkant plein, waar de Groenmarkt gehouden wordt; daar ontwaart men aan taal en gebarenspel, dat Maastricht meer zuidelijk dan Amsterdam gelegen is, waar alles veel bedaarder en phlegtmatieker toegaat. Op deze marktplaats is het Stadhuis gelegen, dat op het eerste gezigt eenige overeenkomst met dat van Amsterdam heeft. Het heeft uitwendig geene bouwkundige schoonheden; de vestibule is ruim en sierlijk gebouwd, omringd van eene colonnade, waartusschen de verschillende vertrekken zijn, welker bestemming boven elke deur is aangeduid. Den trap opgaande, komt men op eene galerij, die met de vestibule in gemeenschap is, en door eene balustrade van massief koper omringd is. De koepel, die de hoogte van de vestibule dekt, is door eenen Zweedschen schilder zeer middelmatig geschilderd, hoewel de goede man, aan twee kanten, in het Latijn, met groote letteren, zijnen naam en zijne kwaliteit te kennen geeft. Rondom deze galerij bevinden zich insge- | |
[pagina 410]
| |
lijks vertrekken van verschillende bestemming. Onder anderen bevindt zich ook hier de Stads-Bibliotheek, die met busten van geleerden en dichters versierd is, en eene menigte werken, echter geen enkel boekje over Maastricht bevat. Deze boekerij is drie dagen in de week voor het publiek geopend, en de daar aanwezige Bibliothecaris geeft, des gevraagd, alle mogelijke inlichting. - Vermoeid door het inzien en doorsnuffelen van onderscheidene boeken, wilden wij ons door eene wandeling verkwikken, en kozen daartoe den Stadstuin, of Engelsche Hoof, zoo als de Maastrichtenaars zeggen. Deze tuin is op eene strook gronds, tusschen den stadsmuur en de Maas, bij de uitwatering van den Eeker, gelegen; deszelfs aanleg heeft ons niet bijzonder bevallen, daar, door de overmatige breedte der paden, geheel onevenredig aan den kleinen omtrek des tuins, dezelve iets kaals en eentoonigs heeft; ook veelal om deze zelfde redenen, weinig schaduw oplevert, en dus bij zonneschijn de Dames hunne parasols niet mogen strijken, anders prijkt dezelve met overheerlijke bloemen en bloeijende heesters, heeft een fraai gezigt op de Maas, de brug, een gedeelte der stad en derzelver fraaije omstreken; jammer, dat de aanleg ontsierd is door het plaatsen van snuifpotten, of zoogenaamde vazen, in alle mogelijke vormen, die de tombe van Werther's sentimentele gedachtenis herinneren. Ook de zoo algemeen, wonderlijk genoeg! geliefkoosde zwarte flesch, om de natuur in nachtgewaad en afschuwelijk gebogene lijnen te zien, is niet vergeten. Deze wandelplaats wordt druk bezocht, en op alle tijden des dags vindt men wandelaars, niet alleen uit de gegoede, maar ook uit de geringste volksklasse, geheel op hun gemak rondslenterende, zoodat het gevoel van malaise nog niet tot Maastricht is doorgedrongen. |
|