bruik zal maken om te zorgen dat die dwarskijker er heelemaal niet komt. Dit is, gelijk ook de heer Feber toegegeven heeft heel gemakkelijk.
Tenslotte zou de antithese missie-zending door opheffing van het artikel toenemen. Hierin kan ik geen argument vinden tegen de opheffing, afgezien nog van het feit, of het werkelijk te verwachten is.
En waarom moet nu het artikel opgeheven worden?
Het is eigenlijk al te droevig, dat men Katholieken daarvan moet overtuigen. Of zij kennen het artikel niet, en praten maar na, òf.... maar nee, laat ons het hierop houden. Leest het, leest het goed, mijne heeren, en ziet hoe hier een uitzondering gehandhaafd is, jaar in, jaar uit, véél en veel erger dan de uitzondering van onze pastoors en dominees van de deelname aan de gemeenteraadszittingen.
Weet, dat dit artikel, jaar in jaar uit, àl maar weer gebruikt is om Neerland's edelste mannen te knechten, hen, die de grootste en schoonste taak van een koloniale mogendheid op zich genomen hebben. Moet U nog die heele rij van namen voorgelegd worden: Soemba, Bali, Fak-Fak, Ambon, Minahassa en de overige gedeelten van Celebes, de Bangaai-eilanden, Sibolga, de Bataklanden, ja, waar in Indië heeft de Missie er niet mee te maken gehad? Terwijl dan nog het tweede lid van het artikel een bedreiging inhoudt voor de gevestigde missieposten.
Maar bovendien geeft de Indische Staatsregeling ruimschoots gelegenheid, ook zonder art. 177, om orde en rust te handhaven, m.a.w. om revolutie te voorkomen.
Mijne heeren, leden van de Tweede Kamerfractie der R.K.S.P., ik vraag U nu, geef dat millioen, dat U uw 5000 harde guldentjes laat verdienen, geef dat zijn recht in deze. Laat U niet door één, die het Onfeilbaar Leergezag niet vertegenwoordigt, brengen tot het opofferen van dit ontzaggelijke belang aan allerlei hersenschimmen. Want an-