De Gemeenschap. Jaargang 6(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 269] [p. 269] To Hölscher Katechismus Opgedragen aan hen, die de tekst van het catechismusboek zullen veranderen. Ze zijn acht jaar, in 't algemeen. De dòmmen zijn er negen. Ze hebben - want zoo zegt het plan - vier groote vragen opgekregen. Maar vier. - Maar lètterlijk - Vooral geen eigen woorden. Wie durft de stoutigheid bestaan de heilge tekst te moorden?? Welaan. Wij zullen, kinders, dan de les gaan repeteeren, ‘Jij’. Papegaai met gele kuif verbiedt: het Zondag zweren. Eén bonte - bonte praten slecht - blijft star, onwrikbaar zwijgen. En apenootjes hèb ik niet! - Maar die kan règels krijgen. - ‘Jij.’ Grauwe met 'n rooie staart. Dat soort is pienter, weet je. ‘slas.... slasterende vloeken.’ - Foei! 't Is fout hoor, God vergeet je! Ach ja. Wel jammer. Maar Hij wordt - nee, toch niet. Niet vergèten. Veel èrger. Want m'n Lorre's willen liefst van Hem niet weten: [pagina 270] [p. 270] Niet van die God, die booze man, die al die nare vragen In zoo'n náár boekje zetten liet, om kindertjes te plagen.... Och, veel-geplaagde vogeltjes, in havelooze veeren, Och, kwam nu Hij eens binnen, Die Zoo lief eens wist te leeren Van Hem, de Vader, - Vàder! - die de muschjes blijft bewaren; - En waar de kleine kindertjes geen ziertje bang voor waren; En die ze zette op Z'n knie, en met z'n baard liet spelen; En vuile domme jodenhoofdjes moederlijk kon streelen; En die zoo'n mooi verhaaltje wist van 't schaapje dat verdwaalde, En dat die goeie Herder uit de prikkedorens haalde. En van die stoute jongen, die van huis was weggeloopen, En weer bij Vader - Vàder! - kwam, toen hij geen brood kon koopen. En die een dom, klein joodje nam - (maar dat was voor die àndren -) Ach, Jezus. Doè het. Kom. En helpt hen, die de tekst veranderen. Vorige Volgende