De Gemeenschap. Jaargang 6(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] Albert Helman Drie verzen van Pai Kiu-I (712-779) I De vogels slapen, geen visschen springen meer. Manestralen doordringen het water van 't meer. Rondom mij is de vrede volkomen. 'k Heb in de boot slechts mijn cither genomen. Haar zeven snaren zijn mijn vriendinnen. Mijn twee ooren drinken hare accoorden. Als vreedzaam het hart is, zijn zuiver de klanken. In de extase zijn heden en toekomst verzonken. II Mijn paard heeft een kleine heuvel beklommen. Ontweek het de weg in dit heuvelland? De wind waait, bloemen vallen omlaag, En de vogels staken hun zang. 't Is een oude grafterp. Welke dynastie? Wie was hij, wiens naam zelfs vergeten werd? Op zijn graf groeit het gras elk jaar weer gestaag. Hij heeft vroeger geleefd, en ik leef vandaag. III Men zegt: in de hoofdstad zijn veel booze huizen Die ongeluk brachten aan wie daar verbleef. Veel vielen in ongena, veel zijn vermoord, Geen die daar nog langer wil huizen. Hecht ongeluk werklijk aan hout en aan steen? Geloof 't niet; ik wilde u met verzen bedriegen. Door wandaden, ijverzucht vielen die eedlen. Er zijn doodgewijden, maar spookhuizen geen. Vorige Volgende