moeilijk. Het is na al die Theresia-deotie weer eens iets anders. Maar Francis Trochu, de bekwame biograaf van Abbe Vianney, vertelt het volgende van diens pastorie:
Het kleine erf dat er voor lag, was met gras begroeid als een weide. Drie plantjes waren er toevallig in opgegroeid. De muren van de pastorie verloren zoo goed als alle bedekking, ze begonnen zelfs af te brokkelen. Na herhaald aandringen kreeg graaf des Garets verlof ze te laten herstellen en met kalk te laten witten. Maar de heilige verbood aan het inwendige te raken. ‘Ik ben daar uitstekend gelogeerd’, zeide hij: ‘als er een nieuwe pastoor komt, zal hij zelf naar eigen smaak alles wel inrichten.’
De vloer van zijn kamer was bijna geheel op. De burgemeester moest gedurende zijn afwezigheid de meest noodzakelijke reparaties aanbrengen. Daar er in de andere kamers van de pastoor geen meubels stonden, kwam daar nooit iemand in. Het houtwerk van de vensters raakte verbogen, de ruiten vielen eruit; schimmel woekerde in de keuken, op de benedenverdieping in den schoorsteen zelfs had een plant wortel geschoten en groeide daar voorspoedig. Buiten de kamer van de heilige heerschte het meest volledig verval.
En van deze heilige zeide Pius X: ‘wiens deugden en wonderen heel Frankrijk in de oogen der andere volken doet schitteren met een onvergelijkbare glans.’
Ik vind zooiets zoo echt triestig. Zijn er nu nog geen pastoors die eens willen probeeren de harten te vinden vanuit een arbeidershuis? Ik ken alle argumenten wel: een andere tijd, traditie, de zaal, de gescheiden spreekkamers, het wachten in de gang, noodzakelijke standing.... Maar waar zijn de voordeelen van dit altijd toegepaste systeem.
Iedereen weet dat er pastoriën zijn die zoo groot zijn als de kerk ernaast. In meer dan twintig parochiekerken zag ik dat het Kerk-zakje voor het armenzakje ging.
Een preek over de soberheid laat zich ook voorbereiden in een stal. Het ligt er maar aan of De Nederlandsche Belegger en het Financiewezen of Thomas a Kempis is voorafgegaan aan de voorbereiding.
Wij weten het bij ondervinding, dat een eerlijk werk beter in de verdrukking dan in de weelde groeit. Zie De Gemeenschap maar, nietwaar pater Hermans? En wij zijn altijd nog gehuisvest op het afgeschoten gedeelte van een pakhuiszolder. Maar wij zijn geen pastoors.
Wie overigens in ons Gulden Stichjtingsboek ingeschreven wil worden, moet er maar eens over komen praten. We doen het voor de helft. En ons gironummer is 123760.
KUYLE.