De Gemeenschap. Jaargang 4(1928)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 407] [p. 407] Leo Sluijs: Los ‘Waar is de sneeuw van verleden jaar’, En waar de bloesem der perelaar... En waar mijn baboe die opium snoof, En waar is mijn voorvaderlijk geloof? Het leven is kort... het leven is lang, Het eigen leven dat lijkt van belang - Ik wou dat ik wist hoe diep d'aarde was En dat 'k in dat diepste begraven was - Waarom, zegt een gek, en die heeft gelijk: Een droomleven is als een koninkrijk. Daarin kraait victorie d'eenige haan (Maar niemand is thuis die hem kan verstaan). O laat ons vergeten wat vroeger was: Men wondt zich aan splinters gebroken glas. Ik haat het hysterisch doux souvenir En wed op 't instinct van het ‘redeloos’ dier. Wij moeten vrij zijn, voortgaan, en fel Staan in de daagsche seconden-tel. Los van verleden, los van wat komt (Wat aan den einder verleidlijk gromt). Los van wat liefde, los van veel haat, Los van ‘het goede’, dus ook van ‘het kwaad’ - Lachend stromplen wij voort in de mist, Ieder denkt, dat hij den weg wel wist! Is deze wereld een labyrinth, Waar elk zijn schrikkelijk noodlot vindt? Wàar is het einde van dit gewelf.... Steeds bij 't begin: het eeuwige zelf - Vorige Volgende