De Gemeenschap. Jaargang 4(1928)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 388] [p. 388] H. van Elro: Franciscus en de Deerne voor Anthonie Donker Maar ziet: hij liet mij bij zich zijn en aan de witte wanden van zijn cel, dansend van pijn sloegen de veege schaduwen van mijn handen open.... op zijn bestoven voeten gleden de breede strengen van mijn haar uiteen: om te vertreden.... maar 't scheen dat hij alleen mijn schoonheid zag en niet mijn schande die in mijn handen openlag. te spreken zacht begon hij niet tot mij, maar tot den Ander die mij aan hem gegeven heeft. weet: van mijn schoonheid sprak hij als van wat God geschapen heeft den derden dag - niet van mijn schande. in zijn hooge omrande oogen was drift noch leed noch mededogen maar in de vouwen van zijn kleed was rust voor de ontucht van mijn handen. Vorige Volgende