Mij is de jeugd ontzegd. - Misschien benijd ik u.
Zo doet gij dit vergeefs. Ons beider ogenblik is eeuwigheid.
En toch heb ik soms naar het lachen van een mens begeerd.
Bracht het u baat wanneer gij weet, wat gij gezien hebt: hoe de mensen schreien als een mens vertrekt?
Onnozel kind, dat niet de smartwond uwer eigen pijlen kent.
Simpele dood, die niet begrijpt, wat gij vereeuwigt.
Hartenbeweger, die mijn stilstand voorbereidt!
Gewillig werktuig dat slechts levens cirkelgang herstelt!
Ik wilde, dat ik zulk een woord begreep.
Alleen wie liefheeft heeft voor deze zaak een zin.
Is het dan waar, dat gij voor ieder hart een eigen mildheid hebt in 't zilver van uw pijlenschacht?
Is het de waarheid, dat de wonden van de vreugd pijnliker zijn dan die van de laatste vertroosting?
Ik zei slechts wat ik weet.
Ik gaf u maar te kennen wat ik dacht.
Waarom bleef zo veel mij verborgen, dat ik weten wilde?
Geef mij uw pijlen, dood.
En mij uw zilveren geschut.
Hier is de kleine boog. Hier zijn de pijlen, die de harten treffen.
(Zij geven elkander hun boog en hun pijlen)