De Gemeenschap. Jaargang 4
(1928)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 340]
| |
A. den Doolaard:
| |
[pagina 341]
| |
Het land is een verloren droom,
Steeds blijft de peiling diep;
Maar waar vandaan komt toch die stem
Die eens bij nacht mij riep
Om te dansen met mijn handen
Langs haar leden blank en rood,
Om het razend sterrebranden
Te vergeten in haar schoot?
Schepeling, o schepeling
Die koers nóch winden weet,
Het hart is een versmeten ding
Als één de trouw vergeet.
Wij deden elke haven aan
Van Pool tot evenaar,
Maar in de mastkorf bleef jij staan,
Roepend om één, om haar.
Als je wijs bent, ga je dansen
Bij 't accordeon aan de kaai;
En je zult de zee verwenschen,
Stroomingen en stormlawaai.
Kapitein, maak vast die tros,
Ik ga uit passagieren,
Ik wil, aan 't woeste leven trouw
De trouweloosheid vieren.
Drank en kussen doen vergeten
Dat ik eenmaal trouw wou zijn;
't Warme leven zal genezen
't Hart, dat van één vrouw wou zijn.
Valparaiso, Yokohama,
Singapore en Brest:
Bij harmonica en banjo
Dans ik 't hart tot rust.
| |
[pagina 342]
| |
Yokohama, Valparaiso,
Brest en Singapore,
Nergens vind ik, drinkend, dansend,
Haar, wier dansen ik verloor.
Kapitein, de tros is zwaar
Die mij aan 't leven bindt;
't Leven slaat bij dag mij blind,
Maar 's nachts zie ik haar....
Kapitein, gooi los die tros,
Kapitein, maak vast die tros,
Kapitein....
| |
[pagina 343]
| |
|
|