voortbrengselen van 't eigen land, men dweepte met Wagner en de Italiaansche opera, een trouwens algemeen Europeesch verschijnsel.
Bij de meest vooraanstaande Spaansche musici bestond er echter nieuwsgierigheid naar wat er alzoo op eigen bodem in den loop der jaren gegroeid was.
De onderzoekingen in die richting ondernomen, leverden prachtresultaten op, de werken van hedendaagsche componisten als Albeniz, Granados, De Falla en Turina geven, bij den een meer, bij den ander minder, duidelijk den invloed van de kennismaking met die klassieken weer.
Wat men tot nu toe van oude Spaansche clavecimbaalmuziek weet, is of zeer onvolledig, de brand van 't Escorial in 1671 kan interessante muzikale documenten hebben doen verloren gaan, of 't geeft blijk van een sporadische productie van eenig belang, zooals dat ook hier in Nederland 't geval is.
Immers vanaf den clavicordist Antonio de Cabezon, die aan 't hof van Karel V en Philips II werkte, vindt men geen klaviercomponist van groote beteekenis tot 't midden van de 17e eeuw, wanneer pater Romana de algemeene aandacht op zich concentreert en dan ontbreekt weer iedere schakel tot aan de periode, waarin de Hieronymiet Pater Antonio Soler (1729-1783) als belangrijkste figuur verschijnt.
Veel componisten voor 't clavecimbaal, of liever voor 't clavicord, dat in Spanje meer in trek was, zijn er niet geweest; er werd heel wat meer voor de vihuela (een soort luit) gecomponeerd, een instrument, dat in Spanje bij uitstek geliefd was.
Wanneer men zoo'n verzameling Spaansche clavecimbalisten en clavicordisten gelijk die welke Joaquin Nin uitgaf, bestudeert, valt op welk een meesterlijke beheerschers van den klavierstijl ze waren en tevens, hoe ver ze van de eigenlijke, door den Oriënt (Arabieren) beruchte volksmuziek stonden.
De invloed van den Italiaanschen instrumentaalstijl is onmiskenbaar, 't geen niet verwonderlijk lijkt, als men bedenkt, dat de voornaamste componist voor 't clavecimbaal, die in dien tijd leefde, Domenico Scarlatti, 23 jaren achtereen aan de Spaansche