De Gemeenschap. Jaargang 4(1928)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 331] [p. 331] Anthonie Donker: Franciscus in het woud Zijn stille stem verscheen tusschen het scheem'rend hout, en alle dieren hoorden hem, diep in het woud. Het had een held're klank als oud en vroom latijn. Toen wilde zij van heinde en verre bij hem zijn. Hij hief de smalle handen in vriendelijk gebaar. Een rits'ling door de takken ging er hier en daar. Er gloorde door de stammen een blauwe morgengloed. Merels en wielewalen streken er aan zijn voet. Schuw gluurde tusschen blaren terwijl Franciscus bad, een kleine hinde, trillende als een espenblad. Het rijzig edelhert met hooggetakt gewei, in lange, ranke sprongen gleed het naderbij. [pagina 332] [p. 332] Een pauw ontplooide pralend zijn fonkelende pronk, een lichtdoorgloeiden waaier die weer statig zonk. Uit bruine blaren hief de slang zijn gladden kop, met spitse kronkelende tong geruischloos op. En and'ren, vossen waren er, de haas, de wilde ezel, een aap met witte bakkebaard eekhoorn en wezel. En in dit vredig luist'ren had elk van hen, zijn aard en eigenzin vergetend, zich erbij geschaard. Zoo teeder zong Franciscus hun van het dierenlot. Zij stonden onbeweeg'lijk in het witte licht van God. Vorige Volgende