ontstond, geslaagd wezen - de kiemen van ontbinding en vernietiging in zich draagt.
‘Oedipus Rex’ nu, is de grootsche fantasmagorie van een fusie tusschen twee oude en versteende vormen: het is een opera-oratorium, een dramatisch gezang met een ‘testo’ (verhaler), met hoofdpersonen, een koor dat op Grieksche wijze deel neemt aan de handeling, doch zonder visueele representatie. In geen enkel opzicht is deze fusie dus nieuw, en formeel hebben de Florentijnsche Camerata eeuwen geleden de synthese reeds beter gerealiseerd.
Rest dus de muziek der details, een muziek, die terwille van de aansluiting bij de klassieken vol gemeenplaatsen en frasen is; dramatisch van uitwerking soms door de massa van het materiaal, gewoonlijk omdat deze muziek in alle opzichten ‘truqué’ is. Dit des te funester, omdat de truc hier berust op een schijn van onbevangenheid, waarmee het klassieke cliché werd aanvaard.
Dat desondanks óók een schijn van expressionistische structuur-zuiverheid en van originaliteit werd gewekt, is te danken aan het falen van de archaiseering. Wij zouden dus bijna kunnen spreken van de deugd van een gebrek! Doch zien daarbij een positieve verdienste niet voorbij: het aangeboren aromantisme van Strawinsky heeft er voor gezorgd, dat deze Oedipus ver bleef van iedere natuurlijkheid, van elk realisme. Zoodoende werd ook hier het effect de klassieke ‘ontzetting’, echter zonder dat ik zou durven spreken van een begeleidende katharsis, die tegenover het eerstgenoemde gevoelseffect het ethische resultaat zou moeten zijn.
Het vermeende neo-classicisme, dat aan dit