Kroniek
Tooneel
La princesse Lointaine.
Opgevoerd door De Beltrom te Haarlem.
Op Donderdag 19 April debuteerde de jonge tooneelgroep De Beltrom te Haarlem, voor de leden en invite's van Geloof en Wetenschap, en verstoutte zich het doek op te trekken voor het schouwspel van La Princesse Lointaine: een verhollandsching en ingrijpende reconstructie van het gelijknamig tooneelwerk van Edmond Rostand.
Voor zoover wij uit de beginseiverklaringen, welke in het programma werden medegedrukt, de wielende gedachte van den regisseur, de heer Frans Meyer, mochten achterhalen, hebben wij in De Beltrom een groep van jonge, enthousiaste Katholieken te zien, die het tooneelspel als dilettanten willen beoefenen, met voor oogen het steile en lofwaardige doel: Katholieke kunstuiting te geven, - en daardoor, of daarbij, wij achterhaalden het niet recht, alleen zuiver artistieke resultaten te bereiken.
Zij willen koen de tooneellaarzen aantrekken en zeer beslist en zorgvuldig hun vingers afhouden van essay's over het huidige, duister-hangende tooneelprobleem, - wat wij, na kennisname van deze programmatische notitie's, den regisseur ook hartgrondig raden.
In de toekomst zal de speel-praktijk van deze jonge, belovende groep hopelijk rechtvaardiger zijn, dan de boos-gesmeede plannen, waarvan onder het vermelde artikel mededeeling werd gedaan. En als wij bij deze hoop voegen de clementie-pleitende inleidende woorden van den voorzitter van G. en W., den heer Vorstman, is de som onzer barmhartigheid juist zóó hoog aangezuiverd, dat wij de meeste dezer ongerechtigheden cum grano salis opvatten en de feiten, welke het debuut, ondanks het harde en idealistisch gezwoeg, ongelukkigerwijze aankleven, met een mild-verschoonend oog overzien: enkel bedenkend welke moeilijkheden hier door dilettanten moesten overwonnen, en het tendeele ook zijn.
Maar de uitspraak indachtig, dat de liefden niet van één kant kan komen, heffen wij een rood stopsignaal voor de drieste, liefdelooze gedachte, - welke om ons werkelijk te ergeren, minder belachelijk zou moeten zijn, - de gedachte: de auteur slechts te beschouwen als de leverancier van ‘een min of meer edel materiaal’, ‘even goed als het huis, dat de stoffen voor de costuums leverde’. Tegen deze kaakslag aan den Maker, tegen deze schending van de heilige rechten van den auteur, dient een sterk protest. Onder zulk een barbaarsch régime zal trouwens dit blijde gerucht van De Beltrom spoedig weggerinkeld zijn. Waar zoo weinig respect voor het persoonlijke oeuvre aanwezig blijft, en zoo weinig inzicht inzake het reproduceeren van ‘het gegeven’ wordt getoond, moet het ‘omwerken, kappen en inlasschen’, - om aan de eischen van de vertooning te voldoen, - noodzakelijk tot een weergaloos artistieke wandaad leiden.
En waarlijk: we moesten ervan getuige zijn, hoe dit verraderlijk princiep alreeds in het debuut spel een amputatie en vervalsching werkte: in het gereconstrueerde hoofsche avontuur-van-minne, La Princesse Lointaine, waarin Edmond Rostand voor zoovele bewonderaars zijn wonderlijke fantasie en zin tot woorden-zwier vierde. De hooge greep van de jonge amateurstroep openbaarde zich als een vergrijp. Tradutore traditore; en het gevolg: La Princesse was en bleef tot het laatste moment ‘lointaine’.
De Beltrom had moeten inzien, dat zij na de verklaring te hebben afgelegd: van Rostand's ‘La Princesse