U alleen, mijn God, behoort ons hart.
Uw eenvoud is volkomen en Ge gaat niets voorbij.
Gij woont met de simpelen
En het allerminste is vanzelf besloten in Uw mantel.
Maak ons gewoon dan, als het brood onder de menschen. Maak ons gewoon en naamloos, als de grond onder hun voeten.
Maak ons gewoon als de boer, die de velden ploegt, hij is van alle tijden. Maak ons gewoon als het graan, dat in de voren gaat, het is van alle tijden.
Maak ons gewoon als ijzer.
Maak ons gewoon als het doffe geldstuk, dat door ieders handen gaat, onopgelet. Laat ons door ieders handen gaan, dof en onopgelet.
Maak ons gewoon zooals water en aarde gewoon zijn, - zij komen er niet op aan - wil ook ons er niet langer op aan doen komen, Heer.
Maak ons gewoon als het gras langs de groote wegen, wie kent het stoffig gras?
Maak ons gewoon en ongeteld, zooals de schulpen ongeteld zijn aan het strand, en als de bladeren in de groote bosschen, - niemand kent hun geschiedenis, maar zij leven voor Uw gezicht en hun is niets teruggehouden. Maak ons gewoon en ongeteld en laat ons leven voor Uw gezicht.
Maak ons gewoon als het grauwe volk, dat 's avonds onder onze ramen gaat in eindelooze troepen - ons schuw verlangen ziet hen heimelijk na en zij zijn naamloos als de golven van de zee. En ieder draagt het kleine witte vragen van het Kind, dat diep verholen trekt in ieder leven, - maak ons gewoon en grauw van schors, dat wij het witte Kind bewaren.
Maak ons gewoon en leelijk als de oude vrouw bij den haard, - ze is dor en veeg en ze staart in de asch, maar ze bracht haar kinderen groot en kan nu gaan.
Maak ons gewoon dan en gering, als al wat dagelijks in het duister dient, dat komt en sterft en dat gehoorzaamt zonder vragen, - U alleen behoort ons hart.