| |
| |
| |
| |
OCT.-NOV. 1927
NUMMER 10-11
DE GEMEENSCHAP
ONDER REDACTIE VAN JAN ENGELMAN, HENDRIK KUITENBROUWER, WILLEM MAAS, LOU LICHTVELD EN C. VOS
| |
Abc der Bios Coop
De bioscoop. Werveling van bewegingen in de ruimte. Alles valt. De zon valt. Wij vallen hem achterna. Als een cameleon vermomt de menschelijke geest zich, terwijl hij het heelal vermomt. De wereld. De aardbol. De twee halfronden. De monaden van Leibniz en de voorstelling van Schopenhauer. Mijn wil. De voornaamste hypothesen van de wetenschap eindigen in een spits, en de vier ordinaten vallen samen. Fusie. Alles opent zich, stort ineen, smelt weg vandaag, wordt hol, staat overeind, ontluikt. De eer en het geld. Alles wisselt. De wissel. De zeden en de politieke economie. Nieuwe beschaving. Nieuwe menschheid. De cijfers hebben een matematisch organisme geschapen, abstract, nuttige machines, die zich richten naar de grofste behoeften der zinnen en die de schoonste projectie der hersenen zijn. Automatisme. Psychisme. Nieuwe gerieflijkheid. Machines. En het is de machine die het zintuig der oriëntatie herschept en verplaatst, en die eindelijk de bronnen der gevoeligheid ontdekt zooals de ontdekkingsreizigers Livingstone, Burton, Speke, Grant, Baker, Stanley, die de bronnen van de Nijl hebben vastgesteld. Maar het is een anonieme ontdekking waaraan men geen naam kan verbinden. Welk een les! En wat kunnen ons de lievelingsspelers schelen en de ‘sterren’! Honderd werelden, duizend bewegingen, een millioen drama's treden tgelijkertijd in het gezichtsveld van dit oog, waarmee de bioscoop de mensch heeft verrijkt. En dit oog is wonderlijker, hoewel willekeurig, dan het oog met facetten van de vlieg. Het brein is er door verward. Wanorde van beelden. De tragische eenheid wordt verplaatst. Wij leeren. Wij drinken. Dronkenschap. Het werkelijke heeft geen enkele zin meer. Geen enkele beteekenis. Alles is rythme, woord, leven. Er is geen betoog meer. Men voelt zich één. Richt het objectief op de hand, de mondhoek, het oor, en het drama wordt
vergroot en tee- | |
| |
kent zich af op een achtergrond van lichtende geheimzinnigheid. Reeds heeft men de samenspraak niet meer noodig; spoedig zal de menschelijke rol overbodig geoordeeld worden. In de versnelling is het leven der bloemen shakespeariaansch; heel het klassicisme is gegeven in de ontwikkeling van een biceps bij de vertraging. Op het lichtscherm wordt de geringste daad smartelijk, muzikaal, en de insecten en de microben lijken op onze beroemdste tijdgenooten. Men kent haar een aesthetische waarde toe die ze nooit heeft geweten. Nuttigheid. Het theatrale drama, zijn omstandigheden, zijn kunstgrepen, worden nutteloos. De aandacht vestigt zich op het onheilspellend fronsen der wenkbrauwen. Op de hand die bedekt is met misdadig eelt. Op een eindje stof dat voortdurend bloedt. Op de horlogeketting die spant en zwelt als de aderen van de slaap. Millioenen harten houden op te slaan op dezelfde seconde in alle grootsteden der wereld, en in de meest verloren dorpen verscheurt een schaterlach het vlakke land. Wat gaat er gebeuren? En waarom is de stof doordrenkt van menschelijkheid? Zoozeer! Welk een spanning! Is het een uitbarsting of een hindoesch poëem? De chemische stoffen verbinden zich en vallen uiteen. Het zwakste leven ontkiemt en draagt vrucht. De kristallisaties worden levend. Extase. De dieren, de planten, de mineralen zijn ideeën, zijn gevoelens, cijfers. Een getal, Zooals in de middeleeuwen de rhinoceros Christus is; de beer de duivel; jaspis de levendigheid; de groene agaat zuivere nederigheid. Zes en negen. We zien onze broeder de wind, en de zee is een afgrond van menschen. En dit is niet een abstract symbolisme, duister en ingewikkeld, maar het maakt deel uit van een levend organisme dat wij overrompelen, dat wij verjagen, dat wij op de vlucht drijven, en dat nog nooit gezien was. Barbaarsche evidentie. Voelbaar geworden diepte in
een drama van Alexandre Dumas, in een detective-roman, of in een banale film gedraaid te Hollywood. Boven het hoofd der toeschouwers flikkert de lichtende kegel als een vuurvisch. De menschen, de wezens en de dingen, de subjecten en de objecten, worden uitgerekt van het lichtscherm tot het brandpunt van de lantaarn. Zij duiken, wentelen, achtervolgen elkaar, kruisen elkander met een astronomische juistheid, fataal. Bundels. Stralen. Geen wonderbare schroef, waaromheen alles draait tot een spiraal. De projectie van de val uit de hemel. Ruimte. Opgevangen leven. Leven van de diepte. Alphabet. Letter. A B C. Aaneenschakeling en groote afmetingen. ‘What is ever seen is never seen’. Welk een interview! ‘Toen ik mij met de cinematographie ging bemoeien was de film een commercieele en industrieele nieuwigheid. Ik heb al mijn kracht aangewend om haar te verdiepen en op te heffen tot het niveau van een menschelijke taal. Mijn eenige verdienste is dat ik de twee eerste letters heb weten
| |
| |
te vinden van dit nieuwe alphabet, dat nog verre van volledig is: de cut-back en de close-up’, verklaarde mij David Wark GRIFFITH, de eerste in-scène-brenger van de wereld. ‘Kunst in de bioscoop? Groote Kunst? antwoordt Abel GANCE, de eerste in-scène-brenger van Frankrijk aan een journalist, die te Nice kwam kijken hoe hij werkte. ‘Misschien zouden wij het vanaf het begin hebben kunnen doen. Maar wij moesten eerst zelf het visueele alphabet leeren alvorens te praten en in onze kracht te gelooven; daarna moesten wij deze elementaire taal aan anderen leeren.’ Carlyle hield er van het begin van de moderne wereld terug te brengen tot Cadmus, de legendarische stichter van de stad Thebe. Toen hij het Phoenicische alphabet in Griekenland invoerde, vond Cadmus het schrift en het boek uit. Vóór hem was het ideographische, phonetische, of mnémonische schrift altijd picturaal; van de voorhistorische menschen tot de Egyptenaren, van de teekeningen die de wanden der onderaardsche holen van het steenen tijdperk versieren tot de hiëratische hiëroglyphen die gegrift zijn op steenen zuilen of de démotische teekens, geschilderd op aardewerk, inzonderheid de pictographie van de eskimo's of de wilden van Australië, de gekleurde tatoeages der roodhuiden en het borduursel der Canadeesche wampums, de décoratieve quipous der oude Mayas, en de knoopen van schors der oerwoud-stammen van midden-Afrika, de Tibetaansche, Chineesche, Koreaansche calligrammen, is het schrift, zelfs het spijkerschrift, vóór alles een geheugenmiddel, een herinnering voor heilige ingewijden, autocratisch, individueel. Plotseling komt de handelaar Cadmus, de wijze, de toovenaar, en aanstonds wordt het schrift een actief, levend ding, het
democratische voedsel bij uitstek en de gemeenschappelijke taal van de geest. EERSTE WERELDREVOLUTIE. De menschelijke activiteit wordt verdubbeld, wordt intenser. De Grieksche beschaving straalt uit. Zij omvat de Middellandsche zee. De commercieele verovering en het literaire leven houden gelijke tred. De Romeinen graveeren hun geschiedenis op koperen en tinnen platen. Er is een bibliotheek te Alexandrië. De Apostelen en Heilige Vaders schrijven op perkament. Propaganda. Eindelijk doordringt en ondergaat de schilderkunst de Christelijke wereld, en in de XIVe Eeuw vindt Jan van Eyck van Brugge de olieverf-schilderkunst uit. Adam en Eva naakt. TWEEDE WERELDREVOLUTIE. In 1438 drukt Coster te Haarlem houtsneden. Zes jaar later vindt Jan Gensfleisch, Gutenberg genoemd, de beweegbare letter uit, en dertien jaar later giet Schoeffer deze letter in metaal. Dan is Caxton er, en het drukken neemt toe. Het is een zondvloed van boeken. Men herdrukt en vertaalt alles, de oude missalen der monniken en de geschriften der antieken. Hernieuwing van de mu- | |
| |
ziek. De sculptuur, het drama, de architectuur worden herboren. Men sticht steeds meer Universiteiten en Bibliotheken. Christoforus Columbus ontdekt een nieuwe wereld. De godsdienst scheurt zich. Er is een algemeene vooruitgang in de handel. De Industrie bouwt schepen. Vloten laten verre markten ontstaan. De tegenvoeters bestaan. Er worden naties gevormd, er komen landverhuizers. Nieuwe regeeringen worden gevestigd op nieuwe principes van vrijheid en gelijkheid. De opvoeding wordt democratisch en de cultuur wordt gezuiverd. Kranten verschijnen. Heel de aardbol is gevangen in een net van ijzeren wegen. Kabels, grond-, zee- en luchtlijnen. Alle volkeren hebben contact met elkaar. De radio zingt. De arbeid wordt gespecialiseerd, in de hoogte en in de diepte. DERDE WERELDREVOLUTIE. En zie,
Daguerre, een Franschman, vindt de photographie uit. Vijftig jaar later was de bioscoop geboren. Hernieuwing! Hernieuwing! Eeuwige Omwenteling. De laatste voortbrengselen van nauwgezette wetenschappen, de wereldoorlog, de conceptie der relativiteit, de stuiptrekkingen der politiek. Alles doet voorzien dat wij op weg zijn naar een nieuwe synthese van de menschelijke geest, naar een nieuwe menschheid, en dat een ras van nieuwe menschen gaat verschijnen. Hun taal zal de bioscoop zijn. Zie! De kunstwerkers der Stilte zijn gereed. Het beeld is aan de primitieve bronnen der emotie. Men heeft getracht het te vangen achter verouderde artistieke formules. Eindelijk zal het goede gevecht tusschen het wit en het zwart op alle lichtschermen der wereld beginnen. De sluizen van de nieuwe taal zijn open. De letters van het nieuw abecedarium dringen zich in een onnoemelijk aantal op. Alles wordt mogelijk! Het Evangelie van Morgen, de Geest van de Toekomstige Wetten, het Wetenschappelijk Epos, de Legende van het Komende, het Visioen van de Vierde Dimensie van het Bestaan, Alle Interferenties. Zie, zie! De Omwenteling.
| |
A
Op de grond
Het toestel dat zich roert, dat niet langer onbewegelijk is, dat tegelijkertijd alle plans opneemt, dat beeft, dat zich in beweging zet.
| |
B.
In de zalen
De toeschouwer die niet meer onbewegelijk in zijn fauteuil zit, die is losgerukt, overweldigd, die deelneemt aan de handeling, die zich herkent op het doek tusschen de botsingen der massa, die huilt en die schreeuwt, die protesteert en te keer gaat.
| |
| |
| |
C
Op de aarde
Op hetzelfde uur, in alle steden der wereld, de menigte die uit de bioscopen komt, die zich verspreidt over de straten als een zwarte bloedstroom, die als een machtig beest zijn duizend vangarmen uitstrekt, en met een heel klein gebaar paleizen en kerkers verbrijzelt.
| |
Z
Op de bodem van het hart.
Zie de nieuwe geslachten plotseling opgroeien als bloemen. Omwenteling. Jeugd der wereld. Vandaag.
Rome 1921.
BLAISE CENDRARS
(met toestemming van den schrijver vertaald door Albert Helman)
|
|