De Gemeenschap. Jaargang 3(1927)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Albert Kuyle OrpheusGa naar voetnoot*) Zijn slanke rug rust aan een winderank aan bei zijn zijden springt een witte duif de muur is grauw en blank. De hooge lichtval giet het Italiaansche blauw over de blonde kleuren uit de tweede eeuw. De schapen zijn gedwee over de fries geleid de teere koppen beven om het lied zij zijn de zaligen der Hoogste Zaligheid. Gij zijt de Christus van de oude schilders die hier bij Olielicht het Licht beleden en achter elke duif Uw Kruis weer zagen groeien. Het is het liedje van het jongste lam dat aan de menschenhand het zout kwam likken en dat de herder op zijn ronde schouders nam. Gij gaat de kudde voor, en buigt de takken weg tot elk schaap voorbij Uw mantel is gegaan en wijst dan aan het eerste schaap opnieuw de weg. De bosschen worden donker als de schapen groeien en voor de oude ooi is alles duisternis als om de lammeren nog boterbloemen bloeien. Orpheus' sandaal staat tusschen goed en kwaad hij fluit het teere liedje van de hemel is enkel maar de Man, die voor de schapen gaat. Hij fluit het liedje van het jongste lam dat aan de menschenhand het zout kwam likken en dat Hij op Zijn ronde schouders nam. Rome, Februari '26. voetnoot*) Orpheus, het Christussymbool in de catacomben. Vorige Volgende