Kroniek
De jongeren en de politiek.
De Nieuwe Haarlemsche Courant ergert zich over de lichtzinnigheid van Albert Kuyle, die het stichtend schouwspel der roomsche politiek execrabel vond. De goeje man van de Haarlemmer is eerlijk verontwaardigd. Hij neemt de arme propagandisten - ze keken met groot-verbaasde kinderoogen van hun hooge ladders naar beneden en lieten de stijfselpot vallen van schrik - vaderlijk onder zijn mantel. ‘Wie onze propagandisten, al is 't ook zijdelings, bespot, geeft zich zelf daarmede het meest evidente brevet van onwetendheid ....’ etcetera: ‘Men mag er zich toch eigenlijk wel eens over verwonderen ....’ ‘Het gaat toch maar niet aan ....’ ‘Erger nog wordt het ....’ ‘Het is een betrekkelijk gemakkelijk kunstje ....’
Maar het aardigste is dit: ‘Indien werkelijk de politiek begrepen werd zooals ze alleen begrepen moet worden, zou de schrijver haar wel anders zien en zich niet tot dergelijke snoeverijen opblazen en het strekt hem absoluut niet tot eer, dat hij niet weet, of van Wijnbergen nog leeft, of het politiek advies is opgevolgd, of Colijn over hem tevreden is en of de coalitie nog bestaat’.
Je kunt ze toch waarachtig laten schrijven wat je wilt. Stuk voor stuk zijn ze stijf als een hout en zoodra je even om het punt van agenda dat aan de orde is heen loopt zijn ze de kluts kwijt en oreeren in de lucht.
Maar we zijn ingekeerd tot ons-zelven en vroegen ons in ernst af, of het soms ons ‘aestheticisme’ is dat ons zulke stoute meeningen doet koesteren, of wij buiten de artistieke zaken geen andere dingen belangrijk kunnen achten.
Neen: dat is het niet.
We zijn niet gebrand op een succes van studentikoziteit.
Zoodra er in de katholieke politiek een man op staat (heelemaal: een kerel) die met zijn daden bewijst dat bij hem de vlag van een groot en brandend idealisme niet door vernederende compromissen, willens of onwillens is bevuild, zoodra we er een zien die - één tegen duizend - aan zijn meening durft vasthouden, een waarachtige ultramontaan, een die lak heeft aan de helft plus een en een streep durft halen door alle leugens en gemeenplaatsen van ‘de goede zaak,’ vindt hij ons achter zich en zal hij de jeugd van het oogenblik achter zich vinden.
Waarom wil men de realiteit niet zien? Wij meenen de politiek óók wel eens begrepen te hebben ‘zooals ze alleen begrepen moet worden’. Maar wij slagen er niet in haar te begrijpen als de vervloekte ‘kunst van het bereikbare’, als een belangenspel van ignobele of zich-zelf misleidende zielen, als dat wanhopig gewurm en kleinzielig gemier dat bij alle diepere geesten de praktijk van het katholicisme in discrediet brengt. Wij gruwen van het algemeen kiesrecht, van het vrouwenkiesrecht, van heel de Duitschsociologische rompslomp, de valsche axioma's, die het in ons vaderland voor een karakter onmogelijk hebben gemaakt zich tusschen de menigte ongeschonden te handhaven.
En wij staan hierin niet alleen.
Men moet het toch merken: de jeugd, in haar algemeenheid, is niet in beweging te brengen. Men zal inderdaad overal te hooren krijgen: ‘Als we gek zijn’. Er is een onoverbrugbare kloof tusschen hen die voor den oorlog de twintig hadden bereikt en hen die daarna zijn gerijpt. Van alle ‘Je m'en fiche’-'s waarmee we behept zijn komt deze tegenover de politiek uit den zuiversten bodem en het is overbodig daar, met welke autoriteiten dan ook, tegen op te tornen. Laat ‘Het Centrum’ wijzen op de jongeren in de Christelijk-Historische Unie: het gebeurt bij ons eenvoudig niet, alvorens er vele dingen radicaal zijn gewijzigd.
Ziet u de politiek in de studentenbeweging? Ja, men kan misschien een jong advocaat vinden, die graag een ‘beter’ huwelijk wil sluiten en gauw, gauw arriveeren .... Laat de hals zijn best doen en gelukkig worden. En verder kan men menschen vinden voor den Stillen Omgang, voor de Heemvaart, voor het St. Franciseusliefdewerk. Maar niet voor politieke actie in den zin van een Aufschwung, waarmee men bergen kan verzetten.
Het was dus eigenlijk wel goed, als de heeren de werkelijkheid eens onder de oogen wilden zien.
Ze zullen anders binnenkort nog genoodzaakt zijn zelf de ladders te bestijgen.
En daarvoor zijn hun beenen, die zooveel jaren ongemerkt in den paradepas van Calvijn hebben gemarcheerd, vermoedelijk te stijf geworden.