Boekbespreking
Gerard Bruning. Nagelaten Werk. Uitgegeven door Henri Bruning, Straalmanstraat 1, Nijmegen.
Het boek kwam, en z'n hartstochtelike stem nam mij weer mee langs àl de driften en vervoeringen, waarin hij zijn laatste levenstijd snel en duizelend doorschreed. En ik herinnerde me de morgens, die keerden elke week, (was 't niet Donderdag?) als we zijn rubriek grépen en lazen, lazen vóór al het andere van de dag. Bleef niet zijn stem die dag ons bij?
Nu ligt hier dat boek, dat brandt met de hijgende vlam, die zijn leven verteerde, en het onze verlichtte en verlichten zal. Het boek, dat voor hen, die hem lazen, àl de verrukkingen van zijn hart, de scherpte van zijn geest en de smekingen van zijn ziel bewaart, het boek, dat voor hen, die hem hier eerst vinden, een openbaring zal zijn en een diepe verwondering: klonk zo'n stem onder ons en hebben wij die niet gehoord? Want dàt moet dit boek bereiken: de verwonderde vreugde en de smartelike verbazing, dat onder de katholieken van ons land deze stem in eenzaamheid opstond en een brand ontstak, zonder dat de rustige stilte gestoord werd. Daarom moet het nagelaten werk van Gerard Bruning gekocht worden en gelezen. De schande, dat nu, nú nog, die stilte zich ongeroerd ging sluiten om dit werk, zou tè groot zijn ....
Henri Bruning opent de bundel met 'n diep-ontroerend ‘In Memoriam Filii et Fratris’:
‘Het “witte” vers dat zich zou spannen als een stille boog boven de zwarte pijnen van dit leven en zijn “vergiftigde” vervoeringen, en als de zingende bevrijdenis ener roekeloze overgave hoog en wankelloos Gods Heerlikheid beleed - dit witte vers heeft hij nimmer geschreven Toen echter alles samenstortte en verging, en dreigender de uren op hem wogen, duisterder dan ooit dit hart omhullend, toen - en hoeveel zwaarder is dit niet, - heeft hij, met de milde eenvoud en met de harde luister van een oud-testamenties verhaal, het “witte” vers .... gelééfd:
Naekt ben ik gekomen uyt mijns moeders ligchaem, en naekt zal ik weder derwaerts gaan’ ....
En Marsman eindigt z'n inleiding ‘Over Gerard Bruning’ hiermee:
‘Twee, drie woorden tot slot: gij kunt dit werk, deze beginselen en dezen mensch natuurlijk òf verwerpen òf aanvaarden (gij kunt hem zelfs, als gij hem eeren wilt, alleen maar òf verwerpen òf aanvaarden), maar gij kunt er niet achteloos aan voorbijgaan: hij vroeg, en ik vraag voor hem: heldere vriendschap of heldere vijandschap, één van twee.’