zekeren zin over het leven héén grijpt, aere perennius) - het wel degelijk van waarde is hoedanig het leven is dat tot uiting komt in de kunstdaad. Niet in de dichtheid der vitaliteit ligt dus de waarde, maar in de hoedanigheid daarvan; immers dichtheid is geen waardenorm of de beantwoording aan een doel. Over dat gehalte denke men intusschen niet te beperkt, want het ethische is in een kunstwerk niet superieur aan het aesthetische, maar slechts primordiaal. Een kunstwerk moet dus èn ethisch goed zijn (beantwoorden aan zijn doel) èn aesthetisch goed zijn (beantwoorden aan zijn wezen). De groote fout van velen die hun doel met juistheid bepaalden, is de lacune tusschen weten en uiten; een geheel of gedeeltelijk ontbreken van de primaire functies, van de habitus. Hun weten (proto-creatief) is vaak aannemelijk, terwijl hun uitingen (creatief) verkeerd zijn. Alleen een volkomen beheerscht vakmanschap is voldoende waarborg, dat tusschen weten en uiten de juiste schakel gelegd is; dat de gedachten logisch in daden worden omgezet. Is bijv. de dichter, volgens een beeld van Marman een transformator, die electriciteit op een hoogere spanning heeft te brengen, deze functie is toch slechts een secundaire; het is van geenerlei nut valsche levenswaarden te condenseeren. Hoogere spanning van verkeerde stroomen maakt alleen maar de kortsluiting gevaarlijker.
Alleen door zich te weinig te bekommeren omtrent de soortelijkheid der levenswaarden kan men ertoe komen kunst te beschouwen als ‘het surplus van den overcompleeten mensch’. Eerder is zij, als streving naar het onbereikbare ideaal der goddelijke schoonheid, het vormgeworden tekort van den incompleeten mensch, want een heimwee, en geboren uit het heimwee dat liefde heet, en waarvan het gangbare begrip van ‘Eros’ slechts een enkele zijde aangeeft. Uit dit alles blijkt ook de ondergeschiktheid der vormproblemen. Is de scheppingsdaad in zijn ruimsten zin de levensfunctie bij uitstek? Wij zouden eerder zeggen, voor den kunstenaar: de hoofdfunctie bij gebod. Geen levensfunctie ook, is bij hetzelfde doel meerderwaardig dan alleen in het schijnsel der kortzichtigheid; maar ieder heeft zijn eigen aangewezen functies die voor hem de meestwaardige zijn. Het komt slechts aan op de beantwoording aan het doel; intensiteit, duidelijkheid, behagelijkheid, charme zijn slechts attributen van het uiten, en komen als zoodanig slechts op een tweede plan. Tezamen vormen zij het complex der schoonheid, die de waargenomen innerlijke harmonie van het leven is.
En daar harmonie een samengaan is, dat langs velerlei wegen te benaderen valt, willen wij trachten alle bekrompenheid te bannen, en hier het goede leven en de goede kunst in de veelvormigste uitingen huisvesting te bieden.