De Gemeenschap. Jaargang 2(1926)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 400] [p. 400] Tot Maria Weer bidden wij tot U, Maria, Moeder. Gij heet: Moeder van Christus, Moeder: bij Zijn Krib, en bij Zijn bitter Kruis. Gij hebt gedragen Zijn goddelik leed, al, al Zijn leed. Maar Gij hebt gezwegen, uw mond bleef stil van alle klachten: Gij kende volkomen Christus' Wil en de verlossing voor ons, fel begeerd in Zijn gedachten en in Zijn Daad, Zijn Kruis, dat nóg, en ieder uur van dezen dag, midden in onze steden staat. Moeder, Gij weet, dat uw Christus gestorven is om sterk te herleven in ieder van ons, geborenen uit de grond der wereld en uit het wezen Gods. Moeder, wij bidden: buig uwe handen, (uw heilige handen: zij namen Jezus uit Zijn Krib en van Zijn bloedig Kruis.) en zegen ons; zegen in ons het goddelik leven van uwen Christus; met moeder-sterkte: waak over Zijn leven, dat Hem niet krenke, onze vermoeide val voor het zwaar geweld, de felle list der zonde. Bid God, Zijn Vader, dat Hij om Christus' wonden door Zijne Geest van liefde en kracht, in ons gezonden, Christus in ons doe leven tot Zijn verheerliking, met diepe, goddelike pracht. - Moeder, bid voor ons om den moed te geven: [pagina 401] [p. 401] onze ziel en ons lichaam en al onze krachten aan Christus: gezuiverd te worden in Zijn offerleed en in Zijn Offer-vreugde. Moeder Maria, voor U gebogen bidden wij: zegen in ons uw Kind, waarvan Gij moederlik al Zijn verlangens weet. Gij, die Hem eindeloos bemint, wil niet gedogen, dat in ons de zonde Zijn leven breekt. Bid God, de Vader, om ontferming voor ons in naam van Hem, Die Zelf Hem, stervend, smeekt. G.P. Vorige Volgende