omdat hij enkel nog maar ontvangen kan. De moeder echter gééft; ze geeft haar leven in één moment of jaren-lang, dit is gelijk.
Zoo zijn de grijze winterdagen plotseling in een sneeuwwitten dag geëindigd, van Advent wordt het Kerstmis, van kinderen worden wij ouders. In dit alles is vasten, bidden, verwachten en vinden besloten. Tasten door mistige avonden, tasten tusschen vreemde handen naar koesterende handen, de Meester vinden tusschen de woekeraars, de rechtvaardigheid die huist tusschen de mannen van 't bloed.
Hierom hebben wij al het verdriet, ondanks onze liefde, (nog steeds te kleine liefde), onze wanhoop terwijl wij vertrouwend bidden. Onze machteloosheid in de bitterste ure. Hierom wordt er veel geschreid door hen die zich gelieven noemen, en wonden zich anderen aan hun geluk. Hierom zijn de menschen vijanden van elkanders vreugde. Maar heimelijk zoeken zij toch wat het naaste is van alle dingen, en aan allen gemeen. Bij een doodsbed en als er een kindje komt op de wereld, mengen vreugde en verdriet zich het zuiverst ondereen tot geluk.
De maagd ontvangt het kind zonder pijn, zonder angst, zooals wij onze eerste liefde in het onbevangene van volkomen vlekkeloosheid. Zij doet niets dan uitbloeien, een bloeme-knop die op éénmaal opengaat wanneer een steile zonnestraal naar binnen dringt. Niemand is daarbij geweest, en nóg dempen wij onze stemmen, sprekende hierover. Want dit is wel de grootste geheimenis die ooit bestond: een levende moederliefde besloten binnen de klare verrukking van het meisje.
En wat mij nog steeds blij maakt en vreemd van alle dingen, ver van alle rumoer, is een vleugje hiervan te merken bij een kind dat met haar poppen speelt, het schoolmeisje dat van de klas vertelt. Ik zag het bij een meisje dat kousen breide, en bij een ander die elken dag met een onmerkbare glimlach aan 't werk ging, steeds hetzelfde werk. Ik zag het eens bij mijn moeder toen ik ziek was en zij de ramen opendeed, en bij een oude dienstbode die niet boos werd om mijn ongeduldige woorden.
Dagelijks, o moeder-maagd, zien wij iets van u, een wonder dat gij de menschen geleerd hebt, maar waarvan gij alleen de volheid bezit. Daarom, liefste van alle Vrouwen, leer ons goed te zijn. Leer het meisje uw stille schouwen en de woorden die gij heimelijk bewaarde in uw hart. Geef ons moeders.
* * *
Voor ons die zich gelieven noemen, is er een bijzondere troost bij dit heugelijk gebeuren. De vreugde van heel de wereld werd geboren