De Gemeenschap. Jaargang 2(1926)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 381] [p. 381] De Nacht Het is nu een zomernacht over de haven en er zijn sterren uitgestort op de lucht. De maan slaapt in de ra's van een stoomboot, en, hoor, daar valt het weemoedig geraas van een anker. Er suist weeke stoom aan een droomende schoorsteen-pijp en de rook van een cigaret walmt voorbij het groen stuurboord-licht van een sleepboot: groen is daarnaast een aangezicht. En negerstemmen praten - als onder de hitte van de passaat - in de duistere boeg van hun stoomboot, wijl het water klapt tusschen schip en muur. Het is nog een vroeg avond-uur, het is nog niet zeer laat, en op de plecht van de ‘Fürst Bismarck’ - o, sehnsucht naar de heimat, o scherp verlangen naar God! - een harmonica klaagt geweldig tusschen het erfzondig gezang van emigranten: ‘Gibt es auch ein Wiedersehen?’ Maar over de stad verroert geen ster en van al die weemoed schijnt God zoo ver. De lage maan in de slapende ra's trekt zich niets, o, niets, van al dit heimwee aan en laat de menschen met hun bloed-end lied, zeer diep, beneden op de ellendige aard-bol staan. KAREL VAN DEN OEVER † Vorige Volgende