Hoeveel temeer wij, die meer zonden hebben gedaan dan goede werken, en wien de trots zoo diep vrat in het vleesch, dat wij onszelf niet meer beheerschen, en dat het vleesch ongetemd, opstandig is!
Voor ons wacht er in deze Lach des Hemels vergeving en rust.
Onze kerken hebben de aarde overdekt, en het gelui der klokken was een gerekte psalm naar God's Aangezicht. Gij weet, hoe de zonen en dochteren uit de eeuwen voor ons hebben gezwoegd voor God's Aanschijn.
Gij weet, hoe ze in Chartres een kerk bouwden, waarvan de spits de hemel beroerde, en waarvan iedere steen een hulde werd. Gij weet hoe daar de heiligen zóó zoet lachen, als waren ze weergekeerd uit de hemel, en hoe de duivel er geknecht is en gebonden aan goten en riolen en door zijn machtelooze mond het water uitleekt langs het plaveisel. Ge weet, dat de abten een leger vormden en de monniken een legioen; dat Christus een huis vond op elke akker en een plaats aan iedere tafel, dat Zijn Rijk op aarde er een was van strijdbare mannen, een zónder grenzen, een van Macht en Heerlijkheid.
En nu? We zijn gezeten temidden van wolken en duisternis, we leven tusschen heidenen en ketters, met hen, die openlijk de Heer een kaakslag geven. Wij worden gehoond en beschuldigd, omdat wij ons doel verder weten dan de aarde, en omdat wij Christus trachten na te volgen.
Hij is het Teeken, en luid op, van alle kanten, klinkt de tegenspraak.
Maar wij zullen deze dag zóó goed zijn, zóó weinig slecht, dat wij de wereld doen glanzen voor Gods Aanschijn. Wij zullen zelfs niet vertoornd worden om het groote kwaad van anderen, opdat deze dag vredig zij om Christus' wil. Vredig, om de lach van het Goddelijk Kind, dat alle bitterheid weet en de Zoetheid zelve is.
Sint Jozef lacht, omdat hij de man is, die afrekende met het Aardsch Verlangen, en omdat hij de Innigheid kent, en de kracht van het vertrouwde geloof.
En het is voor deze eeuwen, méér dan voor vroegere, dat hij lacht. Want wij zien de waarde niet meer van het simpele geloof, en de heerschers en bezitters gelooven niet meer in het sacrificie van den Arbeid.
St. Jozef, groote werkman, die heel de week ploeterde en tot laat in den avond werkte voor een karig loontje, zie neer op Uw vrienden, op Uw collega's, op hen, die U als patroon verkozen hebben. Want nu, nu in de vrieskou van deze winteravond de bioscopen sterk licht stralen en hun gevels blinken van pracht en goud, weet gij de huizen van de verworpelingen dezer aarde, van de getrapten om het geld,