Nu denk ik aan pogingen van moderne beeldhouwers, om een kruissynthese in ‘architectonische’ vormen te kappen. En ik zie er veeleer in: een vechten met problemen, die reactie hun stelde.
Maar de tijden worden rijper en de Geest Gods werkt in de harten.
Nog zijn hier afgebeeld: vier koppen uit Simone Martinis fresco-werk in de Capella degli Spagnoli.
Hoe levend en ongedwongen zijn deze figuren tegen elkander uitgewogen - en hoe vlak is dit fresco in zijn sterke ruimte-suggestie. Hoe simpel zijn die lijnen: zie den kop met den zwarten sluier. - Maar het leven siddert langs die wang-lijn en om die lippen. Die bijna uniforme oogen hebben het kijken in zich, en een groote blijheid.
Het wonder der beeld-kunst is zeer sterk in Pisano's tafereeltjes, die hij maakte voor den fantastischen campanile van Florence. Wellicht teekende Giotto ze, evenals den toren zelf. En ziehier de verbeelding van het Misoffer: reëele volmaaktheid in strenge samenvatting.
Toen ik onlangs een geschilderd portret zag van één onzer groote Pausen der laatste decennia, herdacht ik de grootheid van een ander Paus-portret, dat Bologna's stedelijk museum siert.
Zóó vereeuwigde Manni, edelsmid, in de 14e eeuw Paus Urbanus VIII, ten toonbeeld der hoogste majesteit op aarde. Wie zal zich verstouten hier af te dingen op niet-reëele proportieën: hier is hooger realiteit onthuld door een machtig kunstenaar.
Deze hand zegent de christenheid door de eeuwen heen, - zij is de mededeelster van den onuitputtelijken genadeschat. Het beeld is van hout, bekleed met gedreven bronzen platen en reikt ver boven mans-hoogte uit.
Denk nu aan de mogelijkheid voor een beeld van Christus, dien grooteren en niet te vergelijken Monarch. En wanneer maken wij weer kerken, die zoo'n beeld bevatten kunnen? Maar och, zij bevatten Christus zelf, in Zijn stille Eucharistische gedaante. En is men daarom onachtzaam geworden op den luister Zijner huizen?
Indien men onder traditie verstaat :de verarming en liefdelooze behandeling, die de kunst ondervond in later eeuwen, dan is het meer dan tijd, daarmede te breken. Mij komt het echter voor, dat die perioden veeleer verval van traditie moeten heeten, waarbij dan een zeker soort conventie bepaalde, in hoever de surrogaat-kunst getolereerd, gewenscht en aangeprezen kon worden. En gelukkig zijn er met mij velen deze meening toegedaan.