De Gemeenschap. Jaargang 1
(1925)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 247]
| |
De waan der vrijheidHet is 'n gewilde gemeenplaats geworden, dat ná de middeleeuwen met de Hervorming de ellende der verdeeldheid over Europa is gekomen. Maar deze gemeenplaats ontsprong uit de smartelike overtuiging van velen, die zichzelf besmet voelden met de waan van volkomen vrijheid. De Hervorming was 'n afbrokkeling, die wel individuen kon stoten tot 'n felle, hoge eenzaamheid, maar nooit 'n gemeenschap wist te binden. Onze maatschappij, die niets meer mag heten dan 'n samen-leving, bezint zich in z'n diepst-levende leden op die chaos. Nu 't avondduister van 'n sombere toekomst ligt neergeslagen over deze barbaarse ontwrichting, zoekt de mens, die niet met de massa leeft van brood en spelen, die nog kracht overhield om níet apaties wèg te glijden in 'n vegetatief leven, naar de grond van z'n bestaan en de oorzaak van z'n ontreddering. Individueel misschien geïnfekteerd door de vormloosheid der Hervorming, weten katolieken tòch in hun leer de énigste mogelikheid om de samen-leving te richten tot 'n Gemeenschap, die, omdat 't 'n gemeenschap van mènsen zal zijn, tòch als Strijdende Kerk in de Gemeenschap der Heiligen blijft ingeschakeld. Vanuit de grootse Eenvoud van hun levensinzicht, zien ze de dooltocht van velen, als 't diepe heimwee naar 'n verloren Eenheid. Alleen Gods Genade kan 't bliksemlicht zijn, dat de weg klaart. Een, die zich bezon op de tragiek van 't uit elkaar gedreven mensdom, gaf kort geleden z'n overwegingen in 't licht.Ga naar voetnoot1) In zich zelf opgesloten, wist hij geen uitweg. En tòch, en tòch, hij is te veel mens om hulpeloos verder en alleen voor zich zelf te leven. Hij zoekt 'n breuk in de cirkel, die hem knelt. Z'n onrustig hart leidt hem. Waarheen gaat de tocht? Tegelijkertijd gaf een ander, die na 'n jeugd van hartstochtelik zoeken de Waarheid vond, 'n diepe en klare ontleding van deze geesteshouding.Ga naar voetnoot2) Hij ziet Luther als een, die zich opstandig losbrak van de Moederkerk, om in zich zelf de waarheid te zoeken en dus niets te vinden dan stuurloosheid en ontbinding. Beiden droegen 't werk op aan hun Moeder, en beiden mochten dit doen, omdat ze hier hun mannelik hart uitspraken over de diepste dingen in dit leven. | |
[pagina 248]
| |
Triomfant opent Just Havelaar: ‘Wij verdeelen de menschheid niet meer in ketters en geloovigen. En zoo wij dit al deden, zou stellig onze sympathie het sterkst uitgaan naar de ketters. Want de groote ketters zijn de bevrijdende geloofshelden geweest. - Wie handelt en oordeelt op gezag van een kerk, is zwakker, dan wie zelfstandig zijn leven verwerkt. Wie alléén kan staan en zijn eigen verantwoordelijkheid draagt is sterker, dan wie zich onderwerpt aan den wil en 't inzicht van leiders, instellingen of tradities. Als we in deze uiting van Havelaar de moderne, buiten-kerkelike mens zien, zal de volgende aanhaling bewijzen, dat Maritain voor z'n opstel ‘Luther ou l'avènement du Moi’, terecht als motto gebruikte: ‘Le prototype des âges modernes’ (Fichte). ‘Ce qui frappe, tout d'abord, dans la physionomie de Luther, c'est l'égocentrisme quelque chose de beaucoup plus subtil, beaucoup plus profond et beaucoup plus grave que l'égoïsme; un égoïsme métaphysique. Le moi de Luther devient pratiquement le centre de gravitation de toutes choses, et avant tout dans l'ordre spirituel: et le moi de Luther, ce n'est pas seulement ses querelles et ses passions d'un jour; il a une valeur représentative, c'est le moi de la créature, le fond incommunicable de l'individu humain. Le Réforme a débridé le moi humain dans l'ordre spirituel et religieux, comme la Renaissance (je veux dire l'esprit secret qui travaillait la Renaissance), comme la Renaissance a débridé le moi humain dans l'ordre des activités naturelles et sensibles. Havelaar hoopt de mens zèlf machtig genoeg tot ontdekking van 't miesterie: ‘Want wij hebben gehad het godsdienstige tijdperk, daarna het filosofische, daarna het wetenschappelijke en technische: - de tijd nadert van den geestelijken universitas, waarin de verschillende factoren van ons bewustzijn tot éénheid komen. De wetenschap, die de gronden der religie ondermijnde, gaat deze bevestigen. Occulte verschijnselen worden niet langer als bijgeloof in de oude doos gestopt, bij 't andere speelgoed, doch onderzocht. Grote verrassingen, bevrijdende mogelijkheden, wonderbare bevestigingen zijn te verwachten.’ Maar Maritain ziet de strevingen van de moderne mens vanuit zijn twijfelloze zekerheid: ‘Mais quoi, le cas de Luther ne nous montre-t-il pas ainsi sur le vif un des preblèmes contre lesquels se débat en vain l'homme moderne? C'est le problème de l'indivi- | |
[pagina 249]
| |
dualisme et de la personnalité. Voyez ce kantien crispé sur son autonomie, ce protestant tourmenté du souci de sa liberté intérieure, ce nietzcheén qui se donne des courbatures pour bondir par delà le bien et le mal, ce freudien qui cultive ses complexes et sublimise sa libido, ce penseur qui prépare pour le prochain congrès de philosophie une conception du monde inédite, ce héros surréaliste qui se met en transe et plonge dans l'abîme du rêve, ce disciple de M. Gide qui se contemple avec une douloureuse ferveur dans de miroir de sa gratuité tout ce pauvre monde est à la recherche de sa personnalité, et contrairement à la promesse de l'Evangile, ils frappent, et nul ne leur ouvre; ils cherchent et ils ne trouvent pas.’ Havelaar stelt heftiger 't konflikt: ‘Ik bewonder kerken. Ik bewonder niet alleen de kathedralen, ik bewonder nog meer het katholicisme, dat deze kathedralen voortbracht, deze kathedralen en zoo veel andere schoonheden, grootheden en diepzinnigheden. Ik bewonder kerken, maar nog meer dan van kerken houd ik van waarheid. En geen kerk is voor mij waarheid.’ En Maritain eindigt z'n studie over Luther: ‘Le conflit essentiel de l'esprit et de l'autorité, de l'Evangile et de la Loi, du sujet et de l'objet, de l'intime et du transcendant, est un conflit spécifiquement protestant, qui n'a pas de sens dans un ordre de choses respectueux des réalités spirituelles, et que le modernisme a essayé très vainement de transporter dans la conscience catholique. Mais quoi! En vertu du principe de l'Immanense, puisque tout apport extrinsèque est pris désormais pour oppression et violence, il faudra bien, en fin de compte, tout enfermer dans notre esprit, pour qu'il n'ait rien à recevoir du dehors; tout enfermer dans l'homme; y compris Dieu lui-même, l'homme sera l'extrême pointe évolutive où parvient à la conscience de soi une nature, elle-même pensée endormie, en laquelle Dieu devient. Na deze sietaten doet de volgende bewering van Havelaar, die ál te menselik z'n eigen onrust aan alle andere mensen óók toeschrijft, bekrompen aan: ‘Een eerlijk mensch is altijd belangrijk. En een eerlijk mensch is een mensch vol twijfel. Alleen de krankzinnigen en de gemummifieerde dogmatici twijfelen niet. Vandaar, dat men aan hèn juist vertwijfeld.’ Deze harde, trotse toon klinkt vaker in 't boek van Havelaar. Om de eigen toestand normaal te zien, worden millioenen anderen krankzinnigen of verdorde dogmatici gescholden. Tòch ergeren we ons niet, zelfs aan zulke suggestieve machtsspreuken. In 't glijdend drijfzand van de twijfel is verbittering begrijpelik. | |
[pagina 250]
| |
En er is niets in dit boek dan drijfzand; het vloeit weg, vormloos; het maakt je moe van de steunloze wankeling. De hoofdstukken ‘Heiligheid’ en ‘Moraal’ zijn daardoor de vaagste gedeelten geworden: als hier de vaste kern ontbreekt, wat blijft er anders dan humaniteit en verbleekte leke-moraal? Al treffen herhaaldelik scherpe opmerkingen en diepe overwegingen, de hoge klaarheid van Maritain ontbreekt. Bij Maritain schakelt zich iedere gedachte zuiver en hecht, bij Havelaar ligt 't geheel verbrokkeld in aforismen.
Na 'n felle aanval op de ‘leugen-beladen kerken’ klaagt Havelaar: ‘Maar toch, wie in onze dagen de Kerk verloor, verloor iets kostbaars. Immers, hij verloor de mogelijkheid het geloofs-leven als gemeenschaps-leven te ondergaan. Hoe vele eenzamen zijn onder ons! Hoe groot is de honger naar gezamelijkheid!’ Eeuwen van individualisme hebben deze mensen gevormd, maar zij worstelen om aan zich-zelf te ontkomen. Maritain zegt 't zo wáár: ‘Tel est le secret de notre vie d'hommes, que le pauvre monde moderne ignore: nous ne conquérons notre âme qu'à la condition de la perdre; une mort totale est requise avant que nous puissions nous trouver. Et quand nous sommes bien dépouillés, bien perdus, bien arrachés de nous-mêmes, alors tout est à nous qui sommes au Christ, et le Christ-même et Dieu même est notre bien. De onderscheidingen, die Havelaar maakt tussen Kerk en Godsdienst, tussen ‘de eeuwige Religie’ en ‘de vele kerken’; de herhaalde verzekeringen, dat de dagen, waarin ‘Christus de ziel der Gemeenschap’ was, ‘onherroepelijk voorbij zijn’, dat ‘de tijd der geopenbaarde godsdiensten voorbij is’, mogen we gerust voor 'n groot deel op ons geweten laten drukken. Wij moeten ons beschuldigen, dat we onze onverdiende uitverkiezing tot leden der Ene Kerk niet zó in ons samen-leven toonden, dat er kracht van uitging, die de dwalenden trok. Wij, die wéten, waar alleen 't heil is te vinden, moeten bekennen, dat dat te weinig aan onze daden te merken viel. De vensters der schaapstal zijn dof geworden en stralen niet meer in de avond. Als 'n nieuwe glans door de ramen gloeit, hoevelen zullen de goede weg vinden?
HENK KUITENBROUWER. |
|