De Gemeenschap. Jaargang 1
(1925)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
Iets over het St. Franciscus-liefdewerkAl wat sociaal werk heet staat thans bij velen in een kwaden reuk. Doordat te veel aandacht werd geschonken aan cijfers en aan een uiterlijken vorm, waarbij noodwendig de inhoud in het gedrang kwam, is maar al te vaak de indruk gewekt dat hier toch niet dàt te bereiken viel, waarnaar men streefde. Daarom berusten thans velen in een zéér menschelijke, maar daarom niet minder afkeurenswaardige apathie op dit gebied, liever dan te trachten de onevenredige verhouding tusschen uiterlijk vertoon in innerlijke kracht weg te nemen. Het is daarom zéér verheugend, als wij in onze dagen een sociaal werk ontmoeten, dat in de eerste plaats innerlijke kracht toont te bezitten, en zich zeker aan uiterlijk vertoon niet te buiten gaat. Ik bedoel het Sint-Franciscus-Liefdewerk, dat zich misschien juist door deze eigenschappen niet in die bekendheid en sympathie mag verheugen, die het verdient. Het is immers altijd veel gemakkelijker over de oplossing van ‘Het Sociale Vraagstuk’ te praten, congressen te houden of te schrijven, dan met zelfverloochenenden ijver practisch aan de oplossing daarvan mede te werken. Want het Sint-Franciscus-Liefdewerk heeft noodig menschen van de daad, voor wie niet de vraag van belang is of zij in stilte werken dan wel aan den weg timmeren, maar of zij iets goeds kunnen bereiken. De rest is bijzaak!
Het Sint-Franciscus-Liefdewerk stelt zich ten doel, zooals men het te Amsterdam, dat het oudste en bloeiendste Liefdewerk bezit, uitdrukt: ‘de behartiging der godsdienstige en maatschappelijke belangen van die jongens, welke op meer gevorderden leeftijd hunne H. Communie nog niet hebben gedaan en die om welke redenen dan ook, door de gewone zielszorg niet kunnen worden bereikt.’ Het practisch doel is wel; kinderen uit die gezinnen der mingegoede volksklasse, waar beide ouders of een van hen katholiek gedoopt zijn, maar waar van een levend geloof geen sprake meer is, weer een zoo volledig mogelijke katholieke opvoeding te geven. Uitgedrukt in een formule, die niet geheel volledig, maar korter en typeerender is: kerstening der verwaarloosde jeugd.
Al kan men van een Hollandsch Sint-Franciscus-Liefdewerk spreken, dat in ons land ontstond en een eigen vorm vond, in grooter verband gezien is het zeker niet autochthoon. Zonder te kort te doen aan de verdiensten van hen, die het Liefdewerk in het bisdom Haarlem - daartoe is het tot nu toe vrijwel beperkt - met groote bezieling en volharding tot bloei brachten, mag men Don Bosco beschouwen als | |
[pagina 168]
| |
auctor spiritualis ook van dit Hollandsche Liefdewerk. Dit toch is niet anders dan een op meer bescheiden voet ingerichte en aan onze omstandigheden aangepaste navolging van het werk der Paters Salesianen, die in de door Don Bosco gestichte orde een sociaal werk verrichten, van welks uitgebreidheid en invloed ten goede de meeste Hollanders - zoo zij er al ooit van hoorden - geen flauw begrip hebben. In een artikel als dit, geschreven ter algemeene oriëntatie van den belangstellenden lezer, mag daarom een korte schets van Don Bosco en zijn opvoedingsmethode niet ontbreken. Kan men Don Bosco, een der belangrijkste figuren der negentiende eeuw, typeeren als een man van de zuiver-katholieke daad in alles, alleen gesteld ter verheerlijking Gods, dus als een heilige, zijn opvoedingsmethode wordt terecht die der liefde genoemd. In alles een getrouw volgeling van den Opvoeder aller tijden: Christus, werd hij tijdens het grootste deel van zijn leven niet begrepen, ook niet door de besten onder zijn katholieke vrienden; bespot en veracht, maar geháát vooral door een ongeloovige wereld, die zag hoe deze arme priester de jeugd met onweerstaanbaar geweld tot zich trok, terwijl zij met al haar geld, al haar vernuft en wetenschappelijke paedagogiek tòch moest bekennen dat zij miste, wat hèm de overwinning bezorgde. Want het hart van hen die opgroeien in een omgeving van gebrek, van wantrouwen en hardheid, wordt niet gewonnen door discipline, evenmin door lange zedepreeken of een alleen op psychoanalyse gefundeerde, gevoellooze paedagogiek, maar door het voorbeeld van hem die met overwinning van eigen hoogmoed tot hen weet af te dalen, kan weenen met de bedroefden, lachen met wie vroolijk zijn; hun iets weet te geven van zich zelf, zonder ook maar de geringste gedachte aan zelfverheffing of verlangen naar belooning. Naar dit treffend eenvoudige, niet dan door een leven van strijd en zelfverloochening gewonnen inzicht ging Don Bosco te werk, en terwijl zéér verstandige menschen zeiden dat hij de zaken te idealistisch zag en toch niets bereiken zou, dat hij zijn jongens - stel U voor, van die ordinaire straatjongens! - te veel vertrouwde en beter naar de tuchtschool kon sturen, veroverde hij de halve wereld. Hem volgen is de dure plicht van ieder die de natuurlijke gave bezit, om het hart van den verschoppeling te treffen waar het een weeke plek behield: het zuiverste ‘cultuur’-werk. Want hoe zullen wij ons beter verzetten tegen een gemechaniseerde maatschappij, met haar walgelijke perversies en schandelijke leugens, met haar krankzinnige verloochening der goddelijke deugden, met haar seniele ‘idealisme’ en humanisme, dan door het openstooten van de waarachtige diepten der ziel, die door haar verguld materialisme werden verstopt! Terwijl Don Bosco in 1846 met zijn jongens, die hem trouw bleven in | |
[pagina 169]
| |
alle beproevingen, overal werd weggejaagd en ten slotte in waarheid niets ter wereld meer 't zijne kon noemen, was tien jaar later het door hem te Turijn gestichte patronaat van den H. Franciscus van Sales al vele gebouwen rijk. Thans worden daar in het internaat der Salesianen bijna 1000 jongens uit het volk, al naar hun aanleg, voor een handwerk of intellectueel beroep, velen zelfs voor het H. Priesterschap opgeleid. Extern worden bovendien 1000 jongens onderwezen on opgevoed in het Katholieke Geloof. Over de geheele wereld worder meer dan honderdduizend jongens door de Salesianen in den geest van Don Bosco opgevoed.Ga naar voetnoot1) De paedagogiek van Don Bosco heeft niets te maken met de even sentimenteele als hersenschimmige ideeën van Rousseau. Maar wel tracht zij in elk geval te vermijden dat de jongens het gezag voelen als een vijandige macht. Harde en vernederende straffen worden daarom alleen bij uiterste noodzaak toegepast; vóór alles streeft de opvoeder er naar straffen overbodig te maken, zoodat men terecht van de preventieve methode van Don Bosco spreken kan. De middelen, door hem toegepast om dit doel te bereiken, vond ik het best samengevat in het ‘Bulletin Salesien’: ‘aimer afin de se faire aimer, se faire aimer afin de faire aimer Dieu’. Daarom is zijn methode ook zoo specifiek katholiek, temeer daar zij boven de natuurlijke hulpmiddelen van den paedagoog de bovennatuurlijke stelt. Een andersdenkend bezoeker van het Turijnsche Patronaat vroeg eens aan Don Bosco wat het toch was waardoor hij met zoo eenvoudige hulpmiddelen zoo veel bereikte. Don Bosco bracht hem in de kapel en wees op het Tabernakel.
Dat het Hollandsche Sint-Franciscus-Liefdewerk niet alleen reden van bestaan heeft, maar zelfs een eisch van onzen tijd genoemd mag worden, zal ieder die eenige kennis van zaken heeft moeten toegeven. Ik weet echter bij ondervinding, dat velen het beschouwen als een aardige liefhebberij van enkele enthousiastelingen, en niet begrijpen hoe hier een sociaal werk aan het groeien is dat, zoodra het onder Katholieken beter wordt begrepen en gesteund, een zeer belangrijke plaats gaat innemen, niet meer of minder dan de plaats die het verdient. Om vele redenen is juist thans een werk tot kerstening der verwaarloosde jeugd zoo actueel. Eenerzijds heeft de na-oorlogsche verwildering zich doen gevoelen óók in de lagere volksklassen, anderzijds hebben die vereenigingen welke vroeger door hun charitatief werk | |
[pagina 170]
| |
veel bereikten een groot deel van hun vitaliteit moeten inboeten. In een vorig nummer van dit maandschrift wezen wij er reeds op dat de St. Vincentiusvereeniging aan dit fatum niet is ontkomen. Waar nu blijkbaar het volk vaak van oude systemen van weldadigheid niet meer is gediend - men moge het goed- of afkeuren, wij staan voor een feit - is het gevaar dat hier de ontkerstening steeds verder doorwoekert niet denkbeeldig, vooral nu men van neutrale zijde het volk tracht te trekken, nu zij die bedeeling niet schuwen aan zoovele deuren kunnen aankloppen. Het is een moeilijke en verantwoordelijke taak om hen, die van jongsaf opgroeiden in een omgeving van zonde en misdaad, als hun karakter reeds grootendeels gevormd is, weer moreel besef bij te brengen.Ga naar voetnoot1) Vooral omdat het aantal van hen, die zich voor een dergelijk sociaal werk beschikbaar stellen steeds vrij gering is, moet zùlk een actie gekozen worden, die in een groote soepelheid van organisatie de beste resultaten oplevert voor het enkele geval. Het Sint-Franciscus-Liefdewerk streeft dit na: het vraagt menschen die in offervaardigheid het voorbeeld navolgen van den heiligen vader, die een verzaligd jubilaar voor den Heer was, een bezetene van de liefde tot den naaste, het vraagt menschen die naast onbaatzuchtige en rücksichtlose charitas beschikken over tact, psychologisch inzicht, juiste opvatting van de niet in dwingende voorschriften vast te leggen waarde der intuïtie. Menigmaal zullen zij een opkomend gevoel van rechtvaardige gramschap moeten onderdrukken voor een wijd en meedoogend begrijpen; ofschoon dit niet inhoudt dat de tucht moet worden prijsgegeven, zal het toch vaak ten gevolge hebben, dat het bevel van het verstand wordt verzacht door de uitspraak van het gevoel. Het is werk van de fijnere nuance, van den juisten toon, het is gedulds-werk, maar waarvan het goede gevolg zooveel te rijker voor de moeite schadeloos stelt en de teleurstellingen doet vergeten. Op een leeftijd waarop deze eigenlijk nog geen groote zonde kennen haalt het Sint Franciscus-Liefdewerk de kinderen uit de achterbuurten, en tracht hen in de jonge jaren te vormen tot flinke katholieken. Daarvoor dienen de Sint-Franciscushuizen die men te Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Haarlem, Leiden en Alkmaar kan vinden. In Amsterdam is aan elk der drie huizen een geestelijk directeur verbonden, die zich geheel aan het Liefdewerk wijden kan en over een staf van leekenmedewerkers beschikt. De pas aangenomen jongens worden eerst zooveel mo- | |
[pagina 171]
| |
gelijk op hun gemak gebracht; vóór alles vermijdt men dat zij zich gedwongen voelen om op het Liefdewerk te komen. Dan ontvangen zij onderricht in Katechismus en Bijbelsche Geschiedenis, waardoor op zoo min mogelijk abstracte wijze den jongens de meest eenvoudige begrippen van godsdienst en moraal worden bijgebracht. Een projectielantaarn is hierbij een vrijwel onmisbaar hulpmiddel. Meer en meer is gebleken, dat het overbodig is de jongens lessen uit de Katechismus te laten opzeggen, afgezien van het feit dat het ook zinneloos genoemd moet worden kinderen met zoo weinig vermogen tot abstractie een voor hen inhoudlooze reeks van klanken te laten opdreunen. - Verder zijn daar de ontspanningsavonden waarop velen zich met allerlei spelen bezighouden, of den tijd doorbrengen met figuurzagen, boekbinden, karton- en vlechtwerk. Vooral dit slöjdwerk is gebleken van groote paedagogische waarde te zijn. In de aan elk der huizen verbonden kapel wordt des Zondags een H. Mis voor de jongens gelezen, waaronder een predikatie gehouden wordt die natuurlijk zooveel mogelijk op hun gedachtensfeer is ingesteld. Het bezit van een eigen kapel is een der meest noodzakelijke voorwaarden voor den bloei eener afdeeling. Zoodra de jongens de school verlaten vinden zij een plaats in de vakafdeeling, waar reeds een geheel andere toon dan onder de jongsten kan heerschen. De oudsten worden opgenomen onder de jonggezellen die een eigen zaaltje bezitten met biljarts en andere geriefelijkheden. Waar men in Amsterdam al ongeveer dertig jaar werkzaam is, zijn verschillende der eerst-aangenomenen reeds getrouwd; doorgaans onderhouden deze uit eigen beweging de betrekkingen met het Liefdewerk, waaraan zij zooveel danken. Nog meer wordt de waarde van het Sint-Franciscus-Liefdewerk belicht, als men bedenkt dat door de jongens ook vaak de ouders tot vervulling hunner godsdienstplichten worden teruggebracht. Meer direct tracht men deze te bereiken door de oudersavonden, die zoo aantrekkelijk mogelijk gemaakt worden. Terloops worden zij dan door een der medewerkende heeren geestelijken of leeken op hun plichten als katholiek gewezen; de zachte methode blijkt ook hier de beste te zijn. Uit dit globale overzicht van de werkzaamheden van het Sint-Franciscus-Liefdewerk in het bisdom Haarlem blijkt reeds voldoende, voor welk een belangrijk sociaal werk wij hier staan; eenige cijfers mogen dit nog duidelijker maken. In 1924 waren aan het Liefdewerk 950 jongens verbonden; in 1923 deden er 113 hun eerste H. Communie en werden er 123 gevormd. Deze getallen zullen over dit jaar zeker belangrijk grooter zijn; wie echter bedenkt dat zij gegeven worden over Holland's grootste steden met een zoo breeden zelfkant | |
[pagina 172]
| |
der bevolking, ziet dadelijk welke groote ontwikkelingsmogelijkheden het Liefdewerk nog bezit, óók in het bisdom Haarlem, waar het overigens het meeste bloeit. In de andere diocesen vindt men eigenlijk nergens een flink opgewassen Liefdewerk. Wel is men in het Aartsbisdom reeds op enkele plaatsen begonnen, en werkt men te Utrecht al jaren; daar echter is het Liefdewerk van het begin af in zijn groei belemmerd door parochieele organisatie en afhankelijkheid van de St. Vincentiusvereeniging. Hoewel samenwerking, zelfs een organische samenwerking tusschen genoemde Vereeniging en het Sint-Franciscus-Liefdewerk op zich zelf zeer schoon en nuttig zou zijn, is wel meer en meer gebleken dat zulk een samenwerking de belangen van het Liefdewerk schaadt, zoolang de St. Vincentiusvereeniging niet eens een beetje is opgefrischt. Hoe dit verder ook zij, in het Bisdom Haarlem gaat het Liefdewerk een schoone toekomst tegemoet, terwijl ook in het Aartsbisdom sommige teekenen tot hoop stemmen. Dit is wel zeker, dat het Sint-Franciscus-Liefdewerk zich nog niet in die bekendheid en sympathie verheugen mag, die het verdient. Moge deze korte beschouwing er toe hebben bijgedragen, het die meer en meer te geven.
Wij twijfelen er niet aan: wie zich con amore aan dit werk geeft, zal gesteund worden door de hemelsche voorspraak van ‘den goddelijken dwaas’, door Franciscus met zijn armoe om Christus' wil en zijn christelijke versterving, door dezen subliemen heilige die de wereld ingerukt is - volgens het woord van Gijsen - ‘weg uit de oase der verlauwing, met den wilden zegekreet van een sneltrein, heerscher der diepten.’ Hij zal, in een uiteengescheurde en verziekte maatschappij, kunnen uitroepen: ‘Gij die U niet schaamdet naakt te staan, geef me den moed in de naaktheid van mijn woord voor de Farizeeërs dezer wereld te treden.’
M. BRUNA. |
|