Kontakten
God breekt de eeuwigheid in kleine stukjes, en iederen dag werpt Hij een stuk toe aan de aarde:
Dàt is de dag.
Als in den morgen het licht uit den hemel valt, en de menschen gorden zich aan voor de tocht van de uren, snijdt over de aarde de nieuwe scheiding.
In het Noorden valt de mist als een rijke mantel, en zingen de telefoondraden een lied van het koude getij. De aarde staat strak van bewustzijn, en recht als een turner.
Waar is het morgen, waar is het dag?
Er is dag, en er is nacht. Zoo danst de tijd zijn leven over de aarde. En het is hier nacht, omdat het elders dag is. En het wordt hier morgen, omdat in een ander land de avond valt.
Zoo verdeelt God Zijn tijd, en ieder land is met Zijn Gave gevuld.
Het avondde weer, en de menschen staken de lampen aan, opdat de nacht hen niet eensklaps overvallen zou. Moeder riep haar kinderen binnen, omdat het niet goed is, 's avonds buiten te zijn.
Een jongen zat op de duivenzolder, en peinsde, of niet de doffer morgen een ei leggen zou; dan kwam er een nieuwe duif.
Nog meer verhuld was de liefde over het land, waar de bermen der wegen verduisterden, en de lucht vòl hing als een zoete lamp. Daar was de tocht van de gelieven, en hun droom vol schoon.
En, héél ver, werd het morgen.
Over de zee, en over het land: over de bergen het eerst. Die waren het dichtst bij den hemel, en langs hunne flanken droop het licht als honing neer in de dalen, waar de menschen waren, en hun kwaad.
Over vele huizen gleed de schuifel, over de vele gezichten van de goeden en van die de nacht liefhadden om het kwaad, en schreiden omdat de morgen gekomen was. Het licht is altijd onverbiddelijk.
Het had een lange reis gemaakt, toen het kwam aan de kerseboomen. Over de kruinen en tegen de stammen, en over het huisje, dat onder de kerseboomen was.
Jan werd wakker, en bedacht dat dit laatste stuk van zijn droom larie was. Hij voelde met zijn vingers aan het vleesch van zijn polsen. Hard! Het sprong veerkrachtig uit de deuk. Hij was jong, en de ziekte, groei, had hem sterk gemaakt. Als hij zijn knieën optrok naar zijn buik, stonden zijn spieren strak als een stormbrug, en was hij kracht geladen. Het zal morgen zijn, en hij zal opstaan. Het bed, overdag, maakt hem slecht, en de peluw speelt met zijn vleesch, dat hard moet zijn. Kan hij goed mensch zijn, met speelsche lendenen?