geloof, zónder hoop, zónder liefde. Nooit sloeg meer de vlam der hartstocht hoog op, in de geciviliseerde Europese landen, tenzij die van de begeerte naar vrouwen of geld.
Slechts wie gelooft, werkt grote dingen. Alleen de gelovige, verzet werelden. Alleen in wie 'n ideaal brandt, en wien zijn zielsgezicht als lichtende vuurkolom voorgaat, slechts in zó een vindt de hartstochtelike wil: sterkte tot de daad.
Wanneer daar geen idealen meer zijn, drijven wereld en mensheid op et beginsel der stoffelikheid, dat geen beginsel is. Wij weigeren te geloven: dat iets groots op deze wereld wordt tot stand gebracht door stoffelike krachten; wij weigeren te geloven, dat de doelloze jacht naar goud en seksueel genot de mensheid óók maar 'n schijn van geluk geeft; wij achten doelloos de beraadslagingen van parlementen en vredeskonferenties, die de wereld haar geschonden eenheid niet kùnnen weergeven, omdat zij de primaire beweeg-kracht hierboven uitschakelen; wij weigeren te geloven, dat door opvoering der produktie de volken kalm en vreedzaam naast elkaar blijven leven, omdat de rust hersteld zou zijn.
Slechts wie et doel zijns levens legt buiten zijn aardse zelf, zal in et hogere dan hij zelf et geluk hervinden. Ontvoerd aan eigen menselike geringheid, zal hij in goddelike waarheids- en schoonheids-aanschouwing en -diening zijn evenwicht en bestemming ervaren.
Tredend buiten zijn stoffelik ik, niet langer dienend zichzelf, hervindt de mens zijn rust in de gods-dienst, die bevredigt zijn hoogste zielsverlangens.
Daarom: wie uit zijn ziel de twijfel bant en et ideaal hervindt, wie gelooft, zal et geluk vinden door te leven en te sterven In en voor zijn geloof.
De arme mensheid heeft haar geloof verspeeld, omdat zij in de begocheling der zinnen en der begeerlikheid de grote moed verspeelde. Want er hoort moed toe te geloven in waar de wijsgeren mee zeggen te hebben afgerekend; er hoort moed toe te geloven in de vondst van eigen gelukzaligheid, als men maar eerst begint met zichzelf te verliezen aan de onzichtbare God. Voeren wij de mensheid de grote gelovers en doeners-van-hun-geloof voor ogen; leren wij de mensheid de heldenverering; leren wij hun weer te geloven in et grote leven op et hoge plan ener geestelik-georiënteerde beschaving. Hergeven wij et geestelik oog voor de binnenkant des levens aan hen, die erger zijn dan de heidenen die in hun Góden geloofden. Zo mogen regenereren: de vertwijfelden, de verstompten, wier leven in onvruchtbaarheid en dadenloosheid vergaat.
Maar laat ons vóór alles bewaren et inzicht in de zuivere verhouding