De Geldersche nachtegaal(1870)–Anoniem Geldersche nachtegaal, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Karel en Rosa. Op eene fraaie wijs. Karel minde Rosa teeder, Met het vuur, den jong'ling eigen, Rosa minde Karel weder, Doch hun pligt gebood het zwijgen; Beide stand was ongelijk: Karel arm en Rosa rijk. Slechts in 't veld kon Karel klagen, En door de echo Rosa vragen, Want die riep hem immer na: Rosa! Rosa! Bleek er soms in 't oog een traan, Zag men de arme Karel werken, En als de arbeid was gedaan, Dwaalde hij door bosch en perken, Tot hij 't liev'lingsplekje vond, Waar zoo vaak zijn Rosa stond, Dáár daar knielde Karel neder, Dierbre Rosa! riep hij teeder, En dan baauwde hem de echo na! Rosa Rosa! Menig traan zijn oog ontvlood, Heeft het nachtuur weggedragen, In 't eenzaam woud; dat rust hem bood, Vond den jong'ling troost in 't klagen, Dierbre Rosa! riep hij luid: Rosa! wordt ge eens anders bruid? Hebt ge een minnaar? mint hem hartelijk Mint hem Rosa! riep hij smartlijk, En de echo klaagde hem na: Rosa! Rosa! [pagina 24] [p. 24] Maar op eens kwam Karels hart Eene blijde troost verwarmen, 't Eind was daar van al zijn smart, Rosa klemde hem in haar armen; Karel! snikt zij, gij zijt mijn, Eeuwig wil ik de uwe zijn: Wie kan Karels vreugde melden? Rosa's naam klinkt langs de velden, En de echo juichte hem na: Rosa? Rosa? Vorige Volgende