De Geldersche nachtegaal(1870)–Anoniem Geldersche nachtegaal, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De klagende Minnaar Mijn Julia is mij ontnomen, Waar of zij is, 'k zie haar niet weer, Zij heeft mijn zinnen gansch benomen, Zij is mijn Julia niet meer; Zij heeft mij nu geheel verlaten, Ik leef in smart en zij in pijn. Kan zij een trouwe minnaar haten, Ach, Julia! hoe kan dat zijn? bis. 2[regelnummer] Mij dunkt ik zie haar twee bruine oogjes, Die lonken mij zoo vriendelijk aan, Haar lieve lipjes neergebogen, Haar krullend haar fraai opgedaan, Haar malsche borst kon mij bekoren, Haar tandjes als ivoor zoo rein, Mogt ik haar lieve stem eens hooren, Ach, Julia! waar moogt gij zijn? bis. 3[regelnummer] Haar danzen kan een elk bekoren, Haar vriend'lijkheid gaat bovenal, De zanglust is haar aangeboren, [pagina 25] [p. 25] Haar stem een lieffelijk getal; Haar deugden en bevalligheden, Al wat zij deed bekoorde mij, Ik was met haar zoo weltevreden, Ach, Julia komt toch bij mij. bis. 4[regelnummer] Ik zwoer haar trouw met zooveel eden, Ik herderszoon en zij godin, Verhoorde zij haar minnaars beden, Ik noemde haar mijn engelin! Ach, Julia! wilt u ontfermen, Ik hoor haar ras, zij spreekt van ja, Verligt uw minnaars klagt en kermen, Ach, kom bij mij toch, Julia! bis. 5[regelnummer] Leeft eenzaam paar! in vergenoegen, Mijn allerschoonste Julia! En wilt uw landje gaan beploegen, En weid u schaapjes langzaam aan; Wilt beiden u in de echt vermaken, Want Cupido die is zoo goed, Hij doet u veel genoegen smaken, Want Cupido die smaakt zoo zoet. bis. Vorige Volgende