De Geldersche nachtegaal(1870)–Anoniem Geldersche nachtegaal, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De kleine Bedelaar. Op eene fraaije wijs. Een arme kleine bedelaar Zocht in den nood, zijn dagelijks brood Het leven viel hem bitter zwaar, Hij smeekte aan elke woning, Maar vond geen hulpbetooning, Dan was hij hier, dan was hij daar, Die arme kleine bedelaar. Op 't laatst ontmoette hij een heer, Die schat op schat gewonnen had, Die zag meedoogend op hem neer, En liet gulhartig by zijn sterven, Den bedelaar zyn schatten erven, Zoo zorgt de Opperzegenaar, Voor d' armen kleinen bedelaar. Toen ging hy vrolyk, welgemoed. Met zyne schat al naar de stad Waar hy voorheen was opgevoed; Schonk steeds troost aan die hulp behoefde; Bood hulp aan die bedroefde, Hy was de redder in gevaar, Die arme kleine bedelaar. [pagina 11] [p. 11] Hy had nu geld en goed genoeg, En was tevreen, zoo als voorheen, Toen hy zyn lot geduldig droeg; Wyl hem geen tegenspoed meer drukte, Maar alles zorgeloos hem gelukte, Was hy gered nu uit 't gevaar, Die arme kleine bedelaar. Nu bood hy bystand dag en nacht, En had erbarmen, met de armen, Wyl hy zyn lot heeft overdacht, Kan hy geen beter hoop thans streelen: Dan aan de armen mee te deelen. Zoo juicht hy vrolyk door het land, Verlost nu van den bedelstand. Gy menschdom denkt nu vroeg of laat, Dat God beloont die hem niet hoont, Maak op zyn hulp dus altyd staat, Want Hy kan troost en hulp slechts geven, Hy is de redder van ons leven, Hy is ons aller toeverlaat, Hy redt een ieder in zyn staat. Vorige Volgende