Een geheel nieuw liedeboek van het roosje
(ca. 1796)–Anoniem Geheel nieuw liedeboek van het roosje, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
Stem: Van Luxemburg.1.Ach Menschen hoort eens na myn vermaan,
De reden en dien zin verstaan,
Naar de natuur en maat,
Zo den tyd bestaat
Tot een les gegeven.
Vooral de ouders die nog kinders voed
Als een herder die zyn schaapjens hoed,
Waar dat uw pligt voorstaat
Dat gy hen niet verlaat
Waar dat gy heenen gaat.
| |
2.Hoord wat een goede herder leer[...],
Al die in mynen stal verkeerd,
En regte herders zyn,
Vreest geen leed of pyn
Van geen wilde dieren.
Houd uwe schaapjens onder uw gebied.
Zo gy de wolf of de luipaard ziet,
Zyt daar niet voor benouwd,
De schaapjens die gy houp
Heb ik u toevertrouwd.
| |
3.Is 't dat uw schaapjens zyn verstrooid
Waar distels en het onkruid groeid,
Waar dat ze zyn misleid
Tot bedorven tyd,
| |
[pagina 68]
| |
Gaan hun voedsel raapen.
Roept hun dan weder met een zoet geluid,
Met het gegalm van uw herders fluit.
Al die u zal verstaan
Die komen op u aan
Weer op de regte baan.
| |
4.Hebt gy nog lammers, teer en klein,
En die nog niet volwassen zyn,
Daar moest gy allermeest
Zyn voor hun bevreest,
En voor zorg draagen
Dat zy niet loopen uwen schaapsstal uit,
Naar eenig giftig of fenynig kruid,
Zo dat gy hem geleid
Naar goed gelegenheid
In hun onnozelheid.
| |
5.Helaas veel herders doen dat niet,
Die slaapen op hun herders spriet,
Waar dat den wolf briest,
Maar hun reeds verkiest,
Zonder tegenstryde,
Die niet en Peinzen op de herders last,
Die van de meester hun is toegepast,
Wanneer hy hun den staf
Tot een herder gaf,
Op zyn bevelen straf.
| |
6.O herders zo gy niet ontwaakt,
Of dat ge uwen slaap niet staak,
Stelt gy uw gantsche kooi
Tot de wolf zyn prooi,
Die hy zal verslinden.
Hoort gy het blaaren van u schaapen niet
Daar gy de schaapen voor uw oogen ziet.
Verliest gy een daarvan
| |
[pagina 69]
| |
Uw meester is de man
Die het u wyten kan.
| |
7.Veel herders zyn met vrees belaan,
Om ram en lammers voor te staan,
Die voor een klein gerucht
Neemen zelfs de vlucht
En hun vee verlaaten,
Die maar spyzen in den grootsten nood,
Beter de schaapen als den herder dood.
Als wy maar zyn bevryd.
Wat een lafhartigheid
Die zo een herder zyt.
| |
8.Wat zal het met den herder zyn
Die laat zyn schaapen in de pyn
Onder het wolvenzaat,
Zonder troost of baat,
Om bestierd te wezen,
Voor zynen loon heeft hy niet verdiend,
Als zyn meester hem ontrouwig vind,
Hy rant en lam verliest,
Daar beer en wolf briest,
Voor zynen stal verkiest.
| |
9.Gelukkig schaapje die hier leeft,
Die eenen goede herder heeft,
Die u heeft bygestaan.
Zyt hem onderdaan,
En houd hem in waarde,
Die brengt zyn schaapen, zoo wel groot als klein;
Voor zynen meester zuiver klaar en rein,
Gezond in zynen stal,
Den meester die vooral
Hem daar voor loonen zal.
|
|