Een geheel nieuw liedeboek van het roosje
(ca. 1796)–Anoniem Geheel nieuw liedeboek van het roosje, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
Gy jonkmans van de eerste pronk,
De linten waarmeê zy hun versieren,
Een charmant hoedje op hun bol,
Wie zou daar dan niet op verslieven.
| |
2.Zy zyn heel wonderlyk van glans
Als men ze komt le beletten,
't Is om te lokken de jonkmans,
Dat veele meisjes haar blanketten.
Een winkel wel van voren gezet,
Doet dagelyks de kooplieden wenken,
Is het meisje dan schoon en net,
Zy doen de jankmans op haar denken.
| |
3.Laat dan jou lieve voetjes zien,
Zy dragen schoentjes met lange tippen,
Zy weten wat 'er moet geschiên,
Om de jonkmans te kunnen knippen.
De mutsjes en jakjes van Parys
Maaken haar leden schoon en wonder,
Maar jonkmans als je wilt wezen wys
Beziet ze van boven tot van onder.
| |
4.Wat doet een meisje om te zyn gevryd
Die deze nieuwe roodes dragen.
Ja veele jonkmans in dezen tyd,
Scheppen daar in veel behagen.
Maar die meer deugd als schoonheid draagt
Die zou de modenspop bedanken.
Men koopt het slegtste vrouwgeslagt
Je Amsteldam voor twee drie blanken.
|
|