't Geestelijck kruydt-hofken
(1657)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijStemme: Dewijl den tijdt voor handen is, &c. Ofte: Maximilanus de Bossu, >&=c.GHy die den Heere Christo dient,
Dient hem uyt al u krachten,
En wort doch niet des werelts vriendt,
Al sou sy u verachten:
Tot kruys en lijden u gewent
| |
[pagina 4]
| |
Al soudt ghy sterven van ellendt,
En van verdriet versmachten.
Den schalcken vyandt stelt u voor
Rijckdom, wellustigh leven,
Soo ghy hem wilt geven gehoor,
Anders soo naeckt u beven:
Maer geeft hem nimmermeer consent
Al soud ghy sterven van ellent,
Godt sal 't u weder geven.
't Is al bedrogh en ydelheyt
Wat dat hy gaet beschicken,
De gantsche werelt hy verleyd
Met al sijn loose stricken:
Maer ist dat hy u komt ontrent
Al soudt ghy sterven van ellent,
En laet u niet verschricken.
Hy doet wel veel beloften hoogh
Om u hier te bekoren,
't Is anders niet dan schoon voor 't oogh
't Inwendigh gaet verloren,
Och waer u sijn bedrogh bekent:
Al soudt ghy sterven van ellent,
Ghy soud na hem niet hooren.
Door strenge tyranny wel eer
Hy veel den schat ontsteelden:
Maer nu verderft hy zielen meer
Door 't wellustigh inbeelden:
Dus op dat hy u niet en schent,
Al soud ghy sterven van ellent,
Wacht u van aertsche weelden.
Eylaes! wat is de aertsche lust?
Hoe haest is sy vervlogen:
En als de ziele is ontrust,
Soo vint sy haer bedrogen.
| |
[pagina 5]
| |
Denckt altijdt op dat laetste endt,
Al soudt ghy sterven van ellent
Ghy soudt niet dolen mogen.
En soeckt gheen troost in gheldt en goet,
Verkiest tot uwer baten,
Veel liever Christi arremoedt,
Op Godt wilt u verlaten,
Sijn liefde in u herte prent:
Al soud ghy sterven van ellent,
Wilt de gierigheyt haten.
Betrouwt op Godts beloften vast,
Hy sal u niet beswijcken,
In al u noot en overlast,
Sijn trouwe sal wel blijcken,
Doch al scheen hy te zijn absent:
Al soudt ghy sterven van ellent,
En wilt van hem niet wijcken.
Wat noot ist, datmen hier wat lijt
Een tijdelijck benouwen?
Wat ist meer dan een uurtje tijdt
By 'eeuwigheydt te houwen?
Laet komen lijden en torment,
Al soud ghy sterven van ellent
't En sal u niet berouwen.
Denckt op die schoone heerlijckheyt,
Die niet en is te boeten,
Die Godt de sijne heeft bereydt,
Die hier nu lijden moeten:
Denckt om de vreugt in 's Hemels tent,
Al soudt ghy sterven van ellent,
Den loon sal 't al versoeten.
|
|