't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijOp de wijse: Dewijl den tijdt voor handen is. Ofte: O Godt vader in eeuwigheydt, Of: Ghy cleyne Christen hoopken, och, &c.Al die lief hebben ‘t eenigh goet,Ga naar margenoot+
En nae waerdy aen cleven,Ga naar margenoot+
Die toone dat in reyn ootmoed,Ga naar margenoot+
Om ‘t goed sijn eer te geven,Ga naar margenoot+
Bloot sonder selfs te nemen aen,Ga naar margenoot+
Wilt vierigh tot den Heere gaen,Ga naar margenoot+
Verschijnt danck-baer met beven.Ga naar margenoot+
Ons Godt is almachtigh en groot,Ga naar margenoot+
De wijsheydt sonder dolen,
Die altijt helpt al in den noot,Ga naar margenoot+
Alst hem maer is bevolen,Ga naar margenoot+
Hy is de liefde die ‘t al siet,
Voor wien geen dinck verborgen schiet,Ga naar margenoot+
Hoe heymelijck verholen.
Toont dan, o Christen menschel al!Ga naar margenoot+
V danck, u eer, u trouwe:Ga naar margenoot+
Wijckt gints, noch weer, door geen toeval.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 302]
| |
Ga naar margenoot+In geenderley benouwen:
Alleen weet Godt hoe nae, hoe veer,
Mistrout noch twijfelt nimmermeer,
Ga naar margenoot+Ghy sult wonder aenschouwen.
Ga naar margenoot+Ghy cond’ God doch niet liever doen
Dan voor die liefde kennen,
In dese wegh wilt vierich spoen,
V hert tot hem waerts wennen,
Ga naar margenoot+Dit is recht danckbaer wesen reyn,
Ga naar margenoot+Godt al u wech bevelen pleyn,
Ga naar margenoot+Weyt in dees groene vennen.
Aenschout Gods wonder wijs beleyt
Sijn vaderlijck nature,
In als, voor Ziel, en lijf bereyt
Hy ons uyt liefden pure,
In ‘t leven, en in ‘t sterven al,
Ga naar margenoot+Op datmen doch be-erven sal,
‘t Leven, na stervens ure.
Ga naar margenoot+Wat hebben wy getuygen al
Aen Hemel en op aerden:
Die Son seer schoon verlicht dit dal,
Tot lof van dees vermaerden,
De aerde spruyt // met menigh cruyt,
Ga naar margenoot+Cooren, vruchten, het wijst al uyt
Sijn Liefde die hy niet spaerden.
Ga naar margenoot+Voor al, in ‘t schencken van sijn Soon,
Ga naar margenoot+Daer blijckt sijn groote minne,
Die hy ons gaf tot een patroon
Ga naar margenoot+Om ons te drucken inne:
Hoe wy moeten leven perfeckt
Ga naar margenoot+In sijn voet-stappen onbevleckt,
Dit is een groot gewinne.
| |
[pagina 303]
| |
Dees sterf voor ons den bitt’ren doot,
Om ons daer door te vryden
Van onse schulden over groot,Ga naar margenoot+
Om eeuwigh te verblyden:
Heeft de Vader uyt Liefden aert
Sijn Soon voor ons dan niet gespaert,
Maer liet hem so swaer lijden.
Hoe soudt hy dan ons geven nietGa naar margenoot+
Met dees al wat is noodigh,
Die ‘t meeste gaf, het minste siet
Sal hy oock geven spoedigh,Ga naar margenoot+
Ia al wat wy behoeden hierGa naar margenoot+
Daer over heeft Godt sijn bestier,Ga naar margenoot+
En hier nae overvloedigh.Ga naar margenoot+
Als wy hier door niet sijn bereyt
Door weder Liefde schoone,Ga naar margenoot+
Te dancken Godts majesteyt,
Die daer sit in den troone,Ga naar margenoot+
Met sijnen Soon ter rechterhant,Ga naar margenoot+
Dan is verduystert ons verstant,Ga naar margenoot+
Schandt sal dan sijn ons loone.Ga naar margenoot+
Ick bidt u alle vriendelijck:Ga naar margenoot+
Wijckt niet uyt geloofs paden,Ga naar margenoot+
Betrout Godts genaed over-rijck,Ga naar margenoot+
Die alleen can versaden,Ga naar margenoot+
Soeckt het doch niet in creatuur,
Maer in Godts suyver Liefden puur,
Want hy is vol weldaden.Ga naar margenoot+
|
|