't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijOp de wijse: Van den 24 Psalm, De aerd’ is onses Godts voorwaer.In Godt alleen ist al in al, Ga naar margenoot+
‘t Volmaeckte goet sonder ‘t getal, Ga naar margenoot+
Buyten hem is geen troost noch leven, Ga naar margenoot+
Noch saligheyt, noch vreed’, noch rust, Ga naar margenoot+
Noch ware vreught, of gemoets lust, Ga naar margenoot+
Hoe schoon in schijn, ‘t kan niet schoons geven. Ga naar margenoot+
Wijs is de mensch van God gemaektGa naar margenoot+
Die dit in sijn gemoet recht smaeckt,
Hy sal ‘t oock met der daet bewijsen,Ga naar margenoot+
Dees Peerel goed hy so bemint,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 300]
| |
Dat hy daerom, als hy ‘t bevint,
Al aertsche lusten sal misprijsen.
Ga naar margenoot+Want in Godt vint hy al sijn wens,
Ga naar margenoot+Hy weet dat Godt lief heeft de Mens,
Daerom beveelt hy God sijn wegen,
Hy weet dat Godt niet wil dan goet,
Ga naar margenoot+Daerom so smaeckt het hem al soet
Wat hy van God hier heeft gekregen.
Godt is sijn lief, sijn eenigh schat,
Ga naar margenoot+Sonder wien dat hy niet en hadt,
Ga naar margenoot+Hy ontfanght alles van den Heere
Ga naar margenoot+Daerom dient het hem af ten best,
Hy come Oost-Suyt-Noordt of West.
Ga naar margenoot+Geen ongeval druckt hem te seere.
Ga naar margenoot+Wort hy arm, hy ‘t oock geeren is,
Hy neemt het al van Godt, als wis
Tot sijnen alder-besten,
Hy seyt: is Godt voor ons, wie can
Ga naar margenoot+Ons schaden, of gescheyden van
Ga naar margenoot+Die Liefde Godts, ons stercke vesten.
Ga naar margenoot+Dees mensch vermijt dat prykel groot
Ga naar margenoot+Dat so veel duysent brenght ter door,
Ga naar margenoot+Die Liefde tot de gouden schijven,
Want Godt is hem so lief en waert
Ga naar margenoot+Dat geenich dinck hier opter aert,
Die Liefde Godts uyt hem can dryven.
Ga naar margenoot+Sijns herten-kist, suyver en reyn
Van alle aertsche lusten pleyn,
Ga naar margenoot+Die soeckt hy suyver te bewaren:
Op dat hy daer in houde schoon
De Liefde edel, als sijn Croon,
Ga naar margenoot+Die by geen aerts dreck can geparen.
Ga naar margenoot+Die Liefde die Godt is alleen,
Ga naar margenoot+Die is te schoon, dees witte steen
Datmen die in ‘t slijck sou vertreden,
| |
[pagina 301]
| |
Door coopmanschap, en aerts omslachGa naar margenoot+
Daer in te loopen nacht en dach,
En verdrijft so der zielen vreden.Ga naar margenoot+
O Mens! ick bidt u vriendelijck,Ga naar margenoot+
Bidt God vierigh sonder af-wijck,Ga naar margenoot+
Dat hy u d’oogen wil ontsluyten,Ga naar margenoot+
Dat ghy mocht sien en schouwen aen
Wat dat van u best dient gedaen,Ga naar margenoot+
En wilt dan daer niet wijcken buyten.
|
|