't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijHet vijf-en-tachtigste Lied,
| |
Op de wijse: Ick roepe tot u O schepper mijn, Ofte: Een Meysken op een Revierken sat, &c. Ga naar margenoot+Ick minne eenen goeden vriendt,Ga naar margenoot+
En my en dient
Geen andernick candert
Deur sijn bystant
Slaen mijn vyandt.
Ick sijnde in dese wilde ZeeGa naar margenoot+
My sal geen Wee
| |
[pagina 210]
| |
Omswermen // beschermen,
Can hy wel my,
Blijf ick hem by.
Ga naar margenoot+Ick sochte hem over bergh en dal,
Ga naar margenoot+Ick had hem al
Verlooren // maer hooren
Ga naar margenoot+Liet hy sijn stem
Doen vond’ ick hem.
Ga naar margenoot+Verlaten en wil ick hem niet meer,
Om geen verzeer,
Ga naar margenoot+Geen dingen // my dwinghen
En sullen van
Hem mijnen man.
Ga naar margenoot+Hy is mijn alderbeste deel,
Slot en Casteel,
Ga naar margenoot+Al quamen // te samen
Vyanden, ick
Hebbe geen schrick.
Ga naar margenoot+Hy is die in droefheyt altoost
Mijn Ziele troost,
Al schijnen // veel pijnen
Hier ontrent mijn
Ga naar margenoot+Lichaem te sijn.
Heb ick slechts hem, k’en vrage doch
Na Hemel, noch
Ga naar margenoot+Na eerde // van weerde,
Sulcks in den graet,
Hy boven gaet.
Ga naar margenoot+Hy is alleen die my regiert,
Ga naar margenoot+Weydt ende stiert,
Om ‘t leven // te geven,
My gheen ghetal,
Ontbreken sal.
Ga naar margenoot+Onder sijn schaduwen bevrijt,
Wtghebreyt wijt,
| |
[pagina 211]
| |
Ick sitte // geen hitte,Ga naar margenoot+
Noch Sonne gloet,
My pijne doet.
Buyten hem is so weynich vreucht,
Die my verheucht,
Ick vinde // doch indeGa naar margenoot+
Heel werelt niet,
Dan veel verdriet.
Daerom so heb ick grooten lustGa naar margenoot+
Te zijn in rust,
Daer ‘t croonen // vertoonenGa naar margenoot+
Sal op den groen
Berge Syoen.
|
|