't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijOp de wijse: Edel Kardouw’, &c.O Zyon Bruydt!
Ghy mijn Vriendinn schoone,
Siet deur u oogen claer,Ga naar margenoot+
Mijn hert ontsluyt,
Tot u Liefd’ ick betoone,
Als een moeder tot haerGa naar margenoot+
Kint, soo is voorwaer
Mijn hert ‘t uwaerts gheresen,
| |
[pagina 208]
| |
Ga naar margenoot+Dus vriendin // en laet niet min
V Liefde tot my wesen.
Ga naar margenoot+Wt Liefde groot
Liet ick my overgeven,
Ga naar margenoot+En betaelde u schult,
Met mijn bloet root,
Op dat ghy soudet leven,
Had ick met u ghedult,
Ga naar margenoot+Als een minnaer vervult
Met Liefde uytgelesen,
Dus vriendin // en laet niet min
V Liefde tot my wesen.
Ga naar margenoot+Ick liet mijn rijck
Om u van uwe sonden,
Te wasschen claer en bloot
Ga naar margenoot+Werd’ ick ghelijck
Als een mensche bevonden
Hier op des werelts Cloot,
Ga naar margenoot+Om u als ghy laeght doot,
Wederom te ghenesen,
Dus vriendin // en laet niet min
V Liefde tot my wesen.
Ga naar margenoot+Als ick hier quam,
Niet om te Gouverneeren
Naer mijn groot-mogentheyt,
Ga naar margenoot+Maer als een Lam,
Aldus wilt van my leeren,
Soo ick hebbe geseyt,
Ga naar margenoot+Dat ghy een leven leyt,
Seer ootmoedigh ghepresen,
Dus vriendin // en laet niet min
V Liefde tot my wesen.
Ga naar margenoot+Veel spot en smaet
Heb ick om u gheleden,
Dit in u herte draeght
| |
[pagina 209]
| |
Hoe ick ghehaet,
Deur anghst besweet, ghetredenGa naar margenoot+
De perss’, o suyver Maeght!Ga naar margenoot+
My selven niet behaeght,Ga naar margenoot+
Wanneer ick was verknesen,
Dus vriendin // en laet niet min
V Liefde tot my wesen.
Princesse mijn,Ga naar margenoot+
Ick heb u uytvercoren,Ga naar margenoot+
Doet altijt na mijn woort,
Mijn rijck is dijn,
Als noch staende te voren,
Al waermen met accoort,Ga naar margenoot+
Eeuwighe vreucht orboort,
Mijn Liefde doet u desen,Ga naar margenoot+
Dus vriendin // en laet niet min
V Liefde tot my wesen.
|
|