't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijVoys: Al watmen hier op dese werelt siet, Of: Van d’Engelsche Fortuyn, &c.Den soeten dwanck,
Van ‘t Euangely soet,
Maeckt mijnen ganckGa naar margenoot+
Ghewilligh tot het goet,
| |
[pagina 132]
| |
Soo dat ick moet
Tuyghen voor yder man,
Ga naar margenoot+De Liefde doet
Dat vreese niet en can.
Vreese der Wet,
Ga naar margenoot+Slaefachtigh my ghebiedt,
En altemet
Ga naar margenoot+Wt vreese doen ick yet,
En om ‘t gheniet
Begin ick wel den strijdt,
Ga naar margenoot+Maer Liefde siet
Maeckt alle vreese quyt.
Ga naar margenoot+Liefde verteert
Haer selven onbeswaert,
Ga naar margenoot+En ‘s en begeert
Niet dat onwille baert,
Ga naar margenoot+Haer edel aert,
Noyt op vergeldingh sach,
Ga naar margenoot+Want hare waerd’
Niemant betalen mach.
Ga naar margenoot+Liefde ontfanght
Alles met danckbaerheydt,
Ga naar margenoot+En wat s’uytlanght,
Gheschiet uyt mildicheydt,
Wijt uytghebreydt
Is sy boven natuur,
Ga naar margenoot+Haren arbeyt
Valt nimmermeer te suur.
Ga naar margenoot+Dit is den sin,
Van al wat Godt beveelt,
Ga naar margenoot+Spiegelt u in,
Dat Goddelijcke beelt,
Ga naar margenoot+Wt hem gheteelt,
Den Soon vol Liefden gloet,
| |
[pagina 133]
| |
Die niet en heelt,Ga naar margenoot+
Van al sijns vaders goet.
Elck disch-genood
Hy aen sijn tafel reyn,
Willigh onbloot,Ga naar margenoot+
En maecktet al gemeyn,
Wt sijn fonteynGa naar margenoot+
Drinckt elck wie daer comt,
Dit edel greynGa naar margenoot+
Heeft noyt yemant verdoemt.Ga naar margenoot+
Sijn wesen soet
Elck een het leven gaf,Ga naar margenoot+
‘t Verkeert gemoed
Valt selver van hem af,Ga naar margenoot+
Gelijck het caf
Verweystert van den wint,
Sijn eygen straf,Ga naar margenoot+
Is hy, die ‘t quaet bemint.
O Liefden vyer!
Dat deught volbrenght alleen,
Seer goedertier
Maeckt u met ons ghemeen,
Op dat ons geen
Verkeertheyd en bevanght,
Want met u eenGa naar margenoot+
Wort hy, die u aenhanght.
|
|