't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– Auteursrechtvrij
[pagina 101]
| |
Op de wyse: Ick ginck op eenen morgen, &c.Ick ben op deser eerden,Ga naar margenoot+
Mijns heeren instrument,Ga naar margenoot+
Een vaetjen cleyn van weerden,Ga naar margenoot+
By hem alleen bekent,
In alles wat hy my toesent,Ga naar margenoot+
Daer in wil ick volheerden,Ga naar margenoot+
Tot dat hy ‘t omme went.
Want ick weet van te vooren,Ga naar margenoot+
Dat hy niet toe en laet,Ga naar margenoot+
Of ‘t sal also behooren,Ga naar margenoot+
In sijn ghetal en maat,Ga naar margenoot+
Hoe wel het na den ooghen gaat,Ga naar margenoot+
Als of ick waer verlooren,Ga naar margenoot+
By Godt het anders staet.
Mijn gangen en mijn weghen,Ga naar margenoot+
Die staen in sijnder macht,Ga naar margenoot+
‘t Is in my niet gheleghen,Ga naar margenoot+
Hoe die werden volbracht,
Want soo hy op my niet en acht,Ga naar margenoot+
In alle mijn bejeghen,
Vergeefs houd’ ick de wacht.
Mijn innerlijcke crachten,Ga naar margenoot+
Staen onder sijn ghebiet,
Mijn woorden en ghedachten,Ga naar margenoot+
Ghestadigh hy aensiet,
Gheen ongheval nergens gheschiet,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 102]
| |
Buyten sijn wil en achten,
Ga naar margenoot+Selfs oock den diertjens niet.
Ga naar margenoot+Sijn vaderlijcke minne,
Sijn Goddelijck beleyt,
Ga naar margenoot+Heeft my van aenbeginne,
Ga naar margenoot+Gheschapen en bereyt,
Niet om te laten in ydelheyt,
Ga naar margenoot+Maer recht na sijnen sinne,
Tot sijnder heerlijckheyt,
Ga naar margenoot+Om in ‘t hemelsche wesen
Eeuwigh by hem te sijn,
Aldaer hy wort ghepresen,
Ga naar margenoot+Van d’Edel Seraphijn,
Met lieffelijcke ghesangen fijn,
Ga naar margenoot+Aenschouwende by desen,
Sijn heyligh soet aenschijn.
Ghelijck hy is in waerheyt,
Wert hy ghesien van my,
Ga naar margenoot+Mijn lichaem sijnd’ in claerheyt,
Ga naar margenoot+Blinckende schoon als hy,
Op dat ick altijt by hem sy,
Bevrijt van alle swaerheyt,
In soete Melody.
Ga naar margenoot+Hier na staet mijn verlanghen,
Ghelijck een dorstigh hert,
Maer ick cant niet ontfanghen,
Eert my ghegeven wert,
Ga naar margenoot+Hierom mijn ziel in hem volhert,
Ick beveel hem mijn gangen,
In droefheyt en in smert.
Ga naar margenoot+Ick ben soo wel te vreden,
In als wat hy my doet,
Al lyden mijne leden,
Ghetroost is mijn gemoet,
Ga naar margenoot+Ick weet hy meynet met my soo goet,
| |
[pagina 103]
| |
Als ick ben deur ghestreden,
Het eynde is so soet.
Den Autheur van der saken,Ga naar margenoot+
Weet best hoe hy ‘t begeert,Ga naar margenoot+
Hy sal het pat wel maken,
Dat tot zijn rijcke keert,
Ist dat my kruys en lyden deert,
My selven te versaken,Ga naar margenoot+
Heb ick van hem geleert.
|
|