Een geestelijck liedt-boecxken
(1616)–Anoniem Geestelijck liedt-boecxken, inhoudende nieuwe liedekens– Auteursrechtvrijinhoudende nieuwe Liedekens, nu anderwerf ghedruckt, verbetert ende vermeerdert met eenige nieuwe Leysenen, nae ghelegentheyt der Hooghtijden
Een Lof-sang Liedt,op de voys: Christus is den Wijn-stock.
Ga naar margenoot+ ALle Geesten looft den Heer der Heeren
Ga naar margenoot+Die ons so heeft ghebenedijdt
Ga naar margenoot+Wiens glory vermeert door ons bekeeren
En u met ons so hoogh verblijt
Godt is alleen der zielen leven,
Die ons sijn Gheest ten leven gheeft,
dus wilt zijn lof met ons aen-heven
Ghy die in veughden met Godt leeft.
Ga naar margenoot+Puere, verlichte hemelsche Gheesten
Volmaeckt zydy in wesen schoon
In melody houdy blye Feesten,
daer boven in des Hemels throon,
| |
[Folio I2r]
| |
Ghy singht Gods lof reyn boven wijsen, Ga naar margenoot+
Seer suyverlijck in eenigheyt
Hoe ghyt bewijst, men moet u prijsen,
Gods lof blijft in der eeuwigheyt.
Gods geest is soet de geen die hen smaken Ga naar margenoot+
Mijn siel die soud' meer danckbaer sijn Ga naar margenoot+
mocht mijn door u een straeltgen genaken
Hoe ghy daer looft Gods clear aenschijn
Mijn Hertgen soud hem vuyghen neder
Veel dieper als ick segghen mach
En gheven lof mijn siels begheerder
Ghelijck als fijn Lief-hebber plach.
Waer mijn siel met stralen eens doorschoten Ga naar margenoot+
Der liefden schoon, suyver en clear
Met blytschap werden die me overgoten
Reyn door der menschen Middelaer
Dan soud Godt in mijn siel doen rijsen Ga naar margenoot+
Een danckbaerheyt in liefden soet,
Met nieuwe cracht soud' hy my spijsen
Tot een verheughen vant ghemoet.
Volmaeckt in liefden sal ic God loven Ga naar margenoot+
Als ick hem sal aenschouwen reyn
Onsterffelijck in glory daer boven
So ghy hem looft nu al ghemeyn
In soetigheyt des Gheests verheven, Ga naar margenoot+
Dat mijn verstant te boven gaet,
Ghelijck sy doen die daer lof gheven
Int eeuwighe leven boven maet.
Princen, u Prins, ons Prins, die wy minnen
En ghy nu looft int Hemelrijck Ga naar margenoot+
Is overschoon, en trect ons van binnen,
| |
[Folio I2v]
| |
Met u te loven hem ghelijck,
Dit doet ons suchten met verlanghen,
Tot hem hy is ons toe-verlaet,
Oft hem gheliefd ons te omvanghen
In vreughden een perfeckte staet.
|
|