Een geestelijck liedt-boecxken

inhoudende nieuwe Liedekens, nu anderwerf ghedruckt, verbetert ende vermeerdert met eenige nieuwe Leysenen, nae ghelegentheyt der Hooghtijden

[fol. H5v]

Een Geestlijc Voorsangh-Liedt.

Op de voys, Dat Iaer is langher als den dagh.
Oft, Een Ridder en een meysgen jonck.
Oft, In Oostenrijck daer leyt een slot.
Oft, Van Gerrit van Velsen.

⁺ SOo wie wel doet als hy vermach,
Sal Gods ghebodt bewaren,
Sal Godt hem in den jonghsten dagh,
In glorie verclaren.

⁺Soo wie dat Godts ghebodt bewaert,
Die sal den Vader minnen,
Die Godt bemindt die wordt verclaert,
Al in sijn ziel van binnen.

Hoe dat hy altijdt leven moet

⁺Door graty (nae vermeughen)
In liefde reyn en diep ootmoet
Hy sal in Godt verheughen.

⁺De liefde die en denckt geen quaet
Nu noch tot geender uren,
Al ist dat sy hier wordt versmaedt,
Van aertsche Creatueren.

⁺Versmaetheyt is die ons verclaert,
Die niet versmaet wil wesen,
Bewijst te zijn van sulcker aert,
Dat liever is ghepresen.

⁺De deught en wordt vercreghen niet,
Dan in verduldigh lijen,
Die hier recht wil verheughen siet,

+ Psal.91.

+ Ioan.14.23.

+ 1.Ioa.4.9

+ 1.Corint.13.4.

+ Proverb.18.12.

+ 1.Petri 3.22.23.

[fol. H6r]

 

Moet int lijden verblijden.

 

 

 

Int lijen is een groote vrucht, ⁺

 

Wie dat niet wel can draghen,

 

Tis hier den tijdt dat die eens sucht

 

En lijdt al sonder claghen.

 

 

 

Och herten dit ghedachtigh zijt ⁺

 

Die hier in zijt ontbleven,

 

Begint, verwint, 'tis meer dan tijdt,

 

Aensiet u Bruygoms leven.

 

 

 

Prins siet hoe Christus heeft gheleeft, ⁺

 

Die voor u heeft ghestreden,

 

Tis tijdt dat ghy de zond begeeft

 

Die leeft in uwen leden.

+ Iac.1.12.

+ 1.Petri.2.21.

+ Esa.54.7.